Vervoeging van superar
Onbepaalde wijs (infinitief): superar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo supero
- tú superas
- él/ella supera
- nosotros superamos
- vosotros superáis
- ellos/ellas superan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overtref
- jij overtreft
- hij/zij/het overtreft
- wij overtreffen
- jullie overtreffen
- zij overtreffen
Indefinido
- yo superé
- tú superaste
- él/ella superó
- nosotros superamos
- vosotros superasteis
- ellos/ellas superaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik overtrof
- jij overtrof
- hij/zij/het overtrof
- wij overtroffen
- jullie overtroffen
- zij overtroffen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he superado
- tú has superado
- él/ella ha superado
- nosotros hemos superado
- vosotros habéis superado
- ellos/ellas han superado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overtroffen
- jij hebt overtroffen
- hij/zij/het heeft overtroffen
- wij hebben overtroffen
- jullie hebben overtroffen
- zij hebben overtroffen
Pluscuamperfecto
- yo había superado
- tú habías superado
- él/ella había superado
- nosotros habíamos superado
- vosotros habíais superado
- ellos/ellas habían superado
Voltooid verleden tijd
- ik had overtroffen
- jij had overtroffen
- hij/zij/het had overtroffen
- wij hadden overtroffen
- jullie hadden overtroffen
- zij hadden overtroffen
Futuro I
- yo superaré
- tú superarás
- él/ella superará
- nosotros superaremos
- vosotros superaréis
- ellos/ellas superarán
Toekomende tijd I
- ik zal overtreffen
- jij zult overtreffen
- hij/zij/het zal overtreffen
- wij zullen overtreffen
- jullie zullen overtreffen
- zij zullen overtreffen
Futuro perfecto
- yo habré superado
- tú habrás superado
- él/ella habrá superado
- nosotros habremos superado
- vosotros habréis superado
- ellos/ellas habrán superado
Toekomende tijd II
- ik zal overtroffen hebben
- jij zult overtroffen hebben
- hij/zij/het zal overtroffen hebben
- wij zullen overtroffen hebben
- jullie zullen overtroffen hebben
- zij zullen overtroffen hebben
Condicional
- yo superaría
- tú superarías
- él/ella superaría
- nosotros superaríamos
- vosotros superaríais
- ellos/ellas superarían
Conditionalis I
- ik zou overtreffen
- jij zou overtreffen
- hij/zij/het zou overtreffen
- wij zouden overtreffen
- jullie zouden overtreffen
- zij zouden overtreffen
Condicional perfecto
- yo habría superado
- tú habrías superado
- él/ella habría superado
- nosotros habríamos superado
- vosotros habríais superado
- ellos/ellas habrían superado
Conditionalis II
- ik zou hebben overtroffen
- jij zou hebben overtroffen
- hij/zij/het zou hebben overtroffen
- wij zouden hebben overtroffen
- jullie zouden hebben overtroffen
- zij zouden hebben overtroffen
Imperativo presente
- tú supera
- vosotros superad
Imperatief
- jij overtref
- jullie overtreft