Vervoeging van exploiter

Frans

Nederlands

Présent

  • j'exploite
  • tu exploites
  • il/elle exploite
  • nous exploitons
  • vous exploitez
  • ils/elles exploitent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik exploiteer
  • jij exploiteert
  • hij/zij/het exploiteert
  • wij exploiteren
  • jullie exploiteren
  • zij exploiteren

Indicatif imparfait

  • j'exploitais
  • tu exploitais
  • il/elle exploitait
  • nous exploitions
  • vous exploitiez
  • ils/elles exploitaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik exploiteerde
  • jij exploiteerde
  • hij/zij/het exploiteerde
  • wij exploiteerden
  • jullie exploiteerden
  • zij exploiteerden

Indicatif passé composé

  • j'ai exploité
  • tu as exploité
  • il/elle a exploité
  • nous avons exploité
  • vous avez exploité
  • ils/elles ont exploité

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëxploiteerd
  • jij hebt geëxploiteerd
  • hij/zij/het heeft geëxploiteerd
  • wij hebben geëxploiteerd
  • jullie hebben geëxploiteerd
  • zij hebben geëxploiteerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais exploité
  • tu avais exploité
  • il/elle avait exploité
  • nous avions exploité
  • vous aviez exploité
  • ils/elles avaient exploité

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëxploiteerd
  • jij had geëxploiteerd
  • hij/zij/het had geëxploiteerd
  • wij hadden geëxploiteerd
  • jullie hadden geëxploiteerd
  • zij hadden geëxploiteerd

Indicatif futur

  • j'exploiterai
  • tu exploiteras
  • il/elle exploitera
  • nous exploiterons
  • vous exploiterez
  • ils/elles exploiteront

Toekomende tijd I

  • ik zal exploiteren
  • jij zult exploiteren
  • hij/zij/het zal exploiteren
  • wij zullen exploiteren
  • jullie zullen exploiteren
  • zij zullen exploiteren

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai exploité
  • tu auras exploité
  • il/elle aura exploité
  • nous aurons exploité
  • vous aurez exploité
  • ils/elles auront exploité

Toekomende tijd II

  • ik zal geëxploiteerd hebben
  • jij zult geëxploiteerd hebben
  • hij/zij/het zal geëxploiteerd hebben
  • wij zullen geëxploiteerd hebben
  • jullie zullen geëxploiteerd hebben
  • zij zullen geëxploiteerd hebben

Conditionnel présent

  • j'exploiterais
  • tu exploiterais
  • il/elle exploiterait
  • nous exploiterions
  • vous exploiteriez
  • ils/elles exploiteraient

Conditionalis I

  • ik zou exploiteren
  • jij zou exploiteren
  • hij/zij/het zou exploiteren
  • wij zouden exploiteren
  • jullie zouden exploiteren
  • zij zouden exploiteren

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais exploité
  • tu aurais exploité
  • il/elle aurait exploité
  • nous aurions exploité
  • vous auriez exploité
  • ils/elles auraient exploité

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëxploiteerd
  • jij zou hebben geëxploiteerd
  • hij/zij/het zou hebben geëxploiteerd
  • wij zouden hebben geëxploiteerd
  • jullie zouden hebben geëxploiteerd
  • zij zouden hebben geëxploiteerd

Impératif

  • tu exploite
  • vous exploitez

Imperatief

  • jij exploiteer
  • jullie exploiteert