Vervoeging van criticare
Onbepaalde wijs (infinitief): criticare
				
				Italiaans
Nederlands
Presente
- io critico
 - tu critichi
 - lui/lei/Lei critica
 - noi critichiamo
 - voi/Voi criticate
 - loro/Loro criticano
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beoordeel
 - jij beoordeelt
 - hij/zij/het beoordeelt
 - wij beoordelen
 - jullie beoordelen
 - zij beoordelen
 
Imperfetto
- io criticavo
 - tu criticavi
 - lui/lei/Lei criticava
 - noi criticavamo
 - voi/Voi criticavate
 - loro/Loro criticavano
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik beoordeelde
 - jij beoordeelde
 - hij/zij/het beoordeelde
 - wij beoordeelden
 - jullie beoordeelden
 - zij beoordeelden
 
Passato prossimo
- io ho criticato
 - tu hai criticato
 - lui/lei/Lei ha criticato
 - noi abbiamo criticato
 - voi/Voi avete criticato
 - loro/Loro hanno criticato
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beoordeeld
 - jij hebt beoordeeld
 - hij/zij/het heeft beoordeeld
 - wij hebben beoordeeld
 - jullie hebben beoordeeld
 - zij hebben beoordeeld
 
Trapassato prossimo
- io avevo criticato
 - tu avevi criticato
 - lui/lei/Lei aveva criticato
 - noi avevamo criticato
 - voi/Voi avevate criticato
 - loro/Loro avevano criticato
 
Voltooid verleden tijd
- ik had beoordeeld
 - jij had beoordeeld
 - hij/zij/het had beoordeeld
 - wij hadden beoordeeld
 - jullie hadden beoordeeld
 - zij hadden beoordeeld
 
Futuro semplice
- io criticherò
 - tu criticherai
 - lui/lei/Lei criticherà
 - noi criticheremo
 - voi/Voi criticherete
 - loro/Loro criticheranno
 
Toekomende tijd I
- ik zal beoordelen
 - jij zult beoordelen
 - hij/zij/het zal beoordelen
 - wij zullen beoordelen
 - jullie zullen beoordelen
 - zij zullen beoordelen
 
Futuro anteriore
- io avrò criticato
 - tu avrai criticato
 - lui/lei/Lei avrà criticato
 - noi avremo criticato
 - voi/Voi avrete criticato
 - loro/Loro avranno criticato
 
Toekomende tijd II
- ik zal beoordeeld hebben
 - jij zult beoordeeld hebben
 - hij/zij/het zal beoordeeld hebben
 - wij zullen beoordeeld hebben
 - jullie zullen beoordeeld hebben
 - zij zullen beoordeeld hebben
 
Condizionale presente
- io criticherei
 - tu criticheresti
 - lui/lei/Lei criticherebbe
 - noi criticheremmo
 - voi/Voi critichereste
 - loro/Loro criticherebbero
 
Conditionalis I
- ik zou beoordelen
 - jij zou beoordelen
 - hij/zij/het zou beoordelen
 - wij zouden beoordelen
 - jullie zouden beoordelen
 - zij zouden beoordelen
 
Condizionale passato
- io avrei criticato
 - tu avresti criticato
 - lui/lei/Lei avrebbe criticato
 - noi avremmo criticato
 - voi/Voi avreste criticato
 - loro/Loro avrebbero criticato
 
Conditionalis II
- ik zou hebben beoordeeld
 - jij zou hebben beoordeeld
 - hij/zij/het zou hebben beoordeeld
 - wij zouden hebben beoordeeld
 - jullie zouden hebben beoordeeld
 - zij zouden hebben beoordeeld
 
Imperativo
- tu critica
 - voi/Voi criticate
 
Imperatief
- jij beoordeel
 - jullie beoordeelt