Vervoeging van aangrijpen

Onbepaalde wijs (infinitief): aangrijpen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik grijp aan
  • jij grijpt aan
  • hij/zij/het grijpt aan
  • wij grijpen aan
  • jullie grijpen aan
  • zij grijpen aan

Présent

  • je remue
  • tu remues
  • il/elle remue
  • nous remuons
  • vous remuez
  • ils/elles remuent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik greep aan
  • jij greep aan
  • hij/zij/het greep aan
  • wij grepen aan
  • jullie grepen aan
  • zij grepen aan

Indicatif imparfait

  • je remuais
  • tu remuais
  • il/elle remuait
  • nous remuions
  • vous remuiez
  • ils/elles remuaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangegrepen
  • jij hebt aangegrepen
  • hij/zij/het heeft aangegrepen
  • wij hebben aangegrepen
  • jullie hebben aangegrepen
  • zij hebben aangegrepen

Indicatif passé composé

  • j'ai remué
  • tu as remué
  • il/elle a remué
  • nous avons remué
  • vous avez remué
  • ils/elles ont remué

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangegrepen
  • jij had aangegrepen
  • hij/zij/het had aangegrepen
  • wij hadden aangegrepen
  • jullie hadden aangegrepen
  • zij hadden aangegrepen

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais remué
  • tu avais remué
  • il/elle avait remué
  • nous avions remué
  • vous aviez remué
  • ils/elles avaient remué

Toekomende tijd I

  • ik zal aangrijpen
  • jij zult aangrijpen
  • hij/zij/het zal aangrijpen
  • wij zullen aangrijpen
  • jullie zullen aangrijpen
  • zij zullen aangrijpen

Indicatif futur

  • je remuerai
  • tu remueras
  • il/elle remuera
  • nous remuerons
  • vous remuerez
  • ils/elles remueront

Toekomende tijd II

  • ik zal aangegrepen hebben
  • jij zult aangegrepen hebben
  • hij/zij/het zal aangegrepen hebben
  • wij zullen aangegrepen hebben
  • jullie zullen aangegrepen hebben
  • zij zullen aangegrepen hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai remué
  • tu auras remué
  • il/elle aura remué
  • nous aurons remué
  • vous aurez remué
  • ils/elles auront remué

Conditionalis I

  • ik zou aangrijpen
  • jij zou aangrijpen
  • hij/zij/het zou aangrijpen
  • wij zouden aangrijpen
  • jullie zouden aangrijpen
  • zij zouden aangrijpen

Conditionnel présent

  • je remuerais
  • tu remuerais
  • il/elle remuerait
  • nous remuerions
  • vous remueriez
  • ils/elles remueraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangegrepen
  • jij zou hebben aangegrepen
  • hij/zij/het zou hebben aangegrepen
  • wij zouden hebben aangegrepen
  • jullie zouden hebben aangegrepen
  • zij zouden hebben aangegrepen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais remué
  • tu aurais remué
  • il/elle aurait remué
  • nous aurions remué
  • vous auriez remué
  • ils/elles auraient remué

Imperatief

  • jij grijp aan
  • jullie grijpt aan

Impératif

  • tu remue
  • vous remuez

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van aangrijpen