Vervoeging van aanmanen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik maan aan
  • jij maant aan
  • hij/zij/het maant aan
  • wij manen aan
  • jullie manen aan
  • zij manen aan

Indicativo presente

  • yo reprendo
  • reprendes
  • él/ella reprende
  • nosotros reprendemos
  • vosotros reprendéis
  • ellos/ellas reprenden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik maande aan
  • jij maande aan
  • hij/zij/het maande aan
  • wij maanden aan
  • jullie maanden aan
  • zij maanden aan

Indefinido

  • yo reprendí
  • reprendiste
  • él/ella reprendió
  • nosotros reprendimos
  • vosotros reprendisteis
  • ellos/ellas reprendieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangemaand
  • jij hebt aangemaand
  • hij/zij/het heeft aangemaand
  • wij hebben aangemaand
  • jullie hebben aangemaand
  • zij hebben aangemaand

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he reprendido
  • has reprendido
  • él/ella ha reprendido
  • nosotros hemos reprendido
  • vosotros habéis reprendido
  • ellos/ellas han reprendido

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangemaand
  • jij had aangemaand
  • hij/zij/het had aangemaand
  • wij hadden aangemaand
  • jullie hadden aangemaand
  • zij hadden aangemaand

Pluscuamperfecto

  • yo había reprendido
  • habías reprendido
  • él/ella había reprendido
  • nosotros habíamos reprendido
  • vosotros habíais reprendido
  • ellos/ellas habían reprendido

Toekomende tijd I

  • ik zal aanmanen
  • jij zult aanmanen
  • hij/zij/het zal aanmanen
  • wij zullen aanmanen
  • jullie zullen aanmanen
  • zij zullen aanmanen

Futuro I

  • yo reprenderé
  • reprenderás
  • él/ella reprenderá
  • nosotros reprenderemos
  • vosotros reprenderéis
  • ellos/ellas reprenderán

Toekomende tijd II

  • ik zal aangemaand hebben
  • jij zult aangemaand hebben
  • hij/zij/het zal aangemaand hebben
  • wij zullen aangemaand hebben
  • jullie zullen aangemaand hebben
  • zij zullen aangemaand hebben

Futuro perfecto

  • yo habré reprendido
  • habrás reprendido
  • él/ella habrá reprendido
  • nosotros habremos reprendido
  • vosotros habréis reprendido
  • ellos/ellas habrán reprendido

Conditionalis I

  • ik zou aanmanen
  • jij zou aanmanen
  • hij/zij/het zou aanmanen
  • wij zouden aanmanen
  • jullie zouden aanmanen
  • zij zouden aanmanen

Condicional

  • yo reprendería
  • reprenderías
  • él/ella reprendería
  • nosotros reprenderíamos
  • vosotros reprenderíais
  • ellos/ellas reprenderían

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangemaand
  • jij zou hebben aangemaand
  • hij/zij/het zou hebben aangemaand
  • wij zouden hebben aangemaand
  • jullie zouden hebben aangemaand
  • zij zouden hebben aangemaand

Condicional perfecto

  • yo habría reprendido
  • habrías reprendido
  • él/ella habría reprendido
  • nosotros habríamos reprendido
  • vosotros habríais reprendido
  • ellos/ellas habrían reprendido

Imperatief

  • jij maan aan
  • jullie maant aan

Imperativo presente

  • reprende
  • vosotros reprended

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aanmanen