Vervoeging van aansnijden
Onbepaalde wijs (infinitief): aansnijden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snijd aan
- jij snijdt aan
- hij/zij/het snijdt aan
- wij snijden aan
- jullie snijden aan
- zij snijden aan
Indicativo presente
- yo enciento
- tú encientas
- él/ella encienta
- nosotros encentamos
- vosotros encentáis
- ellos/ellas encientan
Onvoltooid verleden tijd
- ik sneed aan
- jij sneed aan
- hij/zij/het sneed aan
- wij sneden aan
- jullie sneden aan
- zij sneden aan
Indefinido
- yo encenté
- tú encentaste
- él/ella encentó
- nosotros encentamos
- vosotros encentasteis
- ellos/ellas encentaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangesneden
- jij hebt aangesneden
- hij/zij/het heeft aangesneden
- wij hebben aangesneden
- jullie hebben aangesneden
- zij hebben aangesneden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he encentado
- tú has encentado
- él/ella ha encentado
- nosotros hemos encentado
- vosotros habéis encentado
- ellos/ellas han encentado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangesneden
- jij had aangesneden
- hij/zij/het had aangesneden
- wij hadden aangesneden
- jullie hadden aangesneden
- zij hadden aangesneden
Pluscuamperfecto
- yo había encentado
- tú habías encentado
- él/ella había encentado
- nosotros habíamos encentado
- vosotros habíais encentado
- ellos/ellas habían encentado
Toekomende tijd I
- ik zal aansnijden
- jij zult aansnijden
- hij/zij/het zal aansnijden
- wij zullen aansnijden
- jullie zullen aansnijden
- zij zullen aansnijden
Futuro I
- yo encentaré
- tú encentarás
- él/ella encentará
- nosotros encentaremos
- vosotros encentaréis
- ellos/ellas encentarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangesneden hebben
- jij zult aangesneden hebben
- hij/zij/het zal aangesneden hebben
- wij zullen aangesneden hebben
- jullie zullen aangesneden hebben
- zij zullen aangesneden hebben
Futuro perfecto
- yo habré encentado
- tú habrás encentado
- él/ella habrá encentado
- nosotros habremos encentado
- vosotros habréis encentado
- ellos/ellas habrán encentado
Conditionalis I
- ik zou aansnijden
- jij zou aansnijden
- hij/zij/het zou aansnijden
- wij zouden aansnijden
- jullie zouden aansnijden
- zij zouden aansnijden
Condicional
- yo encentaría
- tú encentarías
- él/ella encentaría
- nosotros encentaríamos
- vosotros encentaríais
- ellos/ellas encentarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangesneden
- jij zou hebben aangesneden
- hij/zij/het zou hebben aangesneden
- wij zouden hebben aangesneden
- jullie zouden hebben aangesneden
- zij zouden hebben aangesneden
Condicional perfecto
- yo habría encentado
- tú habrías encentado
- él/ella habría encentado
- nosotros habríamos encentado
- vosotros habríais encentado
- ellos/ellas habrían encentado
Imperatief
- jij snijd aan
- jullie snijdt aan
Imperativo presente
- tú encienta
- vosotros encentad