Vervoeging van aanspoelen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanspoelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het spoelt aan
- zij spoelen aan
Present
- he/she/it fixes
- they fix
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het spoelde aan
- zij spoelden aan
Simple past
- he/she/it fixed
- they fixed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangespoeld
- zij hebben aangespoeld
Present perfect
- he/she/it has fixed
- they have fixed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangespoeld
- zij hadden aangespoeld
Past perfect
- he/she/it had fixed
- they had fixed
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanspoelen
- zij zult aanspoelen
Future
- he/she/it will fix
- they will fix
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangespoeld hebben
- zij zult aangespoeld hebben
Future perfect
- he/she/it will have fixed
- they will have fixed
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanspoelen
- zij zullen aanspoelen
Conditional present
- he/she/it would fix
- they would fix
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aangespoeld
- zij zullen hebben aangespoeld
Conditional perfect
- he/she/it would have fixed
- they would have fixed