Vervoeging van aansturen
Onbepaalde wijs (infinitief): aansturen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stuur aan
- jij stuurt aan
- hij/zij/het stuurt aan
- wij sturen aan
- jullie sturen aan
- zij sturen aan
Indicativo presente
- yo subyugo
- tú subyugas
- él/ella subyuga
- nosotros subyugamos
- vosotros subyugáis
- ellos/ellas subyugan
Onvoltooid verleden tijd
- ik stuurde aan
- jij stuurde aan
- hij/zij/het stuurde aan
- wij stuurden aan
- jullie stuurden aan
- zij stuurden aan
Indefinido
- yo subyugué
- tú subyugaste
- él/ella subyugó
- nosotros subyugamos
- vosotros subyugasteis
- ellos/ellas subyugaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangestuurd
- jij hebt aangestuurd
- hij/zij/het heeft aangestuurd
- wij hebben aangestuurd
- jullie hebben aangestuurd
- zij hebben aangestuurd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he subyugado
- tú has subyugado
- él/ella ha subyugado
- nosotros hemos subyugado
- vosotros habéis subyugado
- ellos/ellas han subyugado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangestuurd
- jij had aangestuurd
- hij/zij/het had aangestuurd
- wij hadden aangestuurd
- jullie hadden aangestuurd
- zij hadden aangestuurd
Pluscuamperfecto
- yo había subyugado
- tú habías subyugado
- él/ella había subyugado
- nosotros habíamos subyugado
- vosotros habíais subyugado
- ellos/ellas habían subyugado
Toekomende tijd I
- ik zal aansturen
- jij zult aansturen
- hij/zij/het zal aansturen
- wij zullen aansturen
- jullie zullen aansturen
- zij zullen aansturen
Futuro I
- yo subyugaré
- tú subyugarás
- él/ella subyugará
- nosotros subyugaremos
- vosotros subyugaréis
- ellos/ellas subyugarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangestuurd hebben
- jij zult aangestuurd hebben
- hij/zij/het zal aangestuurd hebben
- wij zullen aangestuurd hebben
- jullie zullen aangestuurd hebben
- zij zullen aangestuurd hebben
Futuro perfecto
- yo habré subyugado
- tú habrás subyugado
- él/ella habrá subyugado
- nosotros habremos subyugado
- vosotros habréis subyugado
- ellos/ellas habrán subyugado
Conditionalis I
- ik zou aansturen
- jij zou aansturen
- hij/zij/het zou aansturen
- wij zouden aansturen
- jullie zouden aansturen
- zij zouden aansturen
Condicional
- yo subyugaría
- tú subyugarías
- él/ella subyugaría
- nosotros subyugaríamos
- vosotros subyugaríais
- ellos/ellas subyugarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangestuurd
- jij zou hebben aangestuurd
- hij/zij/het zou hebben aangestuurd
- wij zouden hebben aangestuurd
- jullie zouden hebben aangestuurd
- zij zouden hebben aangestuurd
Condicional perfecto
- yo habría subyugado
- tú habrías subyugado
- él/ella habría subyugado
- nosotros habríamos subyugado
- vosotros habríais subyugado
- ellos/ellas habrían subyugado
Imperatief
- jij stuur aan
- jullie stuurt aan
Imperativo presente
- tú subyuga
- vosotros subyugad