Vervoeging van aanvullen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanvullen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vul aan
- jij vult aan
- hij/zij/het vult aan
- wij vullen aan
- jullie vullen aan
- zij vullen aan
Present
- I consummate
- you consummate
- he/she/it consummates
- we consummate
- you consummate
- they consummate
Onvoltooid verleden tijd
- ik vulde aan
- jij vulde aan
- hij/zij/het vulde aan
- wij vulden aan
- jullie vulden aan
- zij vulden aan
Simple past
- I consummated
- you consummated
- he/she/it consummated
- we consummated
- you consummated
- they consummated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangevuld
- jij hebt aangevuld
- hij/zij/het heeft aangevuld
- wij hebben aangevuld
- jullie hebben aangevuld
- zij hebben aangevuld
Present perfect
- I have consummated
- you have consummated
- he/she/it has consummated
- we have consummated
- you have consummated
- they have consummated
Voltooid verleden tijd
- ik had aangevuld
- jij had aangevuld
- hij/zij/het had aangevuld
- wij hadden aangevuld
- jullie hadden aangevuld
- zij hadden aangevuld
Past perfect
- I had consummated
- you had consummated
- he/she/it had consummated
- we had consummated
- you had consummated
- they had consummated
Toekomende tijd I
- ik zal aanvullen
- jij zult aanvullen
- hij/zij/het zal aanvullen
- wij zullen aanvullen
- jullie zullen aanvullen
- zij zullen aanvullen
Future
- I will consummate
- you will consummate
- he/she/it will consummate
- we will consummate
- you will consummate
- they will consummate
Toekomende tijd II
- ik zal aangevuld hebben
- jij zult aangevuld hebben
- hij/zij/het zal aangevuld hebben
- wij zullen aangevuld hebben
- jullie zullen aangevuld hebben
- zij zullen aangevuld hebben
Future perfect
- I will have consummated
- you will have consummated
- he/she/it will have consummated
- we will have consummated
- you will have consummated
- they will have consummated
Conditionalis I
- ik zou aanvullen
- jij zou aanvullen
- hij/zij/het zou aanvullen
- wij zouden aanvullen
- jullie zouden aanvullen
- zij zouden aanvullen
Conditional present
- I would consummate
- you would consummate
- he/she/it would consummate
- we would consummate
- you would consummate
- they would consummate
Conditionalis II
- ik zou hebben aangevuld
- jij zou hebben aangevuld
- hij/zij/het zou hebben aangevuld
- wij zouden hebben aangevuld
- jullie zouden hebben aangevuld
- zij zouden hebben aangevuld
Conditional perfect
- I would have consummated
- you would have consummated
- he/she/it would have consummated
- we would have consummated
- you would have consummated
- they would have consummated
Imperatief
- jij vul aan
- jullie vult aan
Imperative
- you consummate
- you consummate