Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it abrades
  • they abrade

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het slijt door
  • zij slijten door

Simple past

  • he/she/it abraded
  • they abraded

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het sleet door
  • zij sleten door

Present perfect

  • he/she/it has abraded
  • they have abraded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft doorgesleten
  • zij hebben doorgesleten

Past perfect

  • he/she/it had abraded
  • they had abraded

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had doorgesleten
  • zij hadden doorgesleten

Future

  • he/she/it will abrade
  • they will abrade

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal doorslijten
  • zij zult doorslijten

Future perfect

  • he/she/it will have abraded
  • they will have abraded

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal doorgesleten hebben
  • zij zult doorgesleten hebben

Conditional present

  • he/she/it would abrade
  • they would abrade

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal doorslijten
  • zij zullen doorslijten

Conditional perfect

  • he/she/it would have abraded
  • they would have abraded

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben doorgesleten
  • zij zullen hebben doorgesleten

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van abrade