Vervoeging van abstraheren
Onbepaalde wijs (infinitief): abstraheren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik abstraheer
- jij abstraheert
- hij/zij/het abstraheert
- wij abstraheren
- jullie abstraheren
- zij abstraheren
Presente
- io deduco
- tu deduci
- lui/lei/Lei deduce
- noi deduciamo
- voi/Voi deducete
- loro/Loro deducono
Onvoltooid verleden tijd
- ik abstraheerde
- jij abstraheerde
- hij/zij/het abstraheerde
- wij abstraheerden
- jullie abstraheerden
- zij abstraheerden
Imperfetto
- io deducevo
- tu deducevi
- lui/lei/Lei deduceva
- noi deducevamo
- voi/Voi deducevate
- loro/Loro deducevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geabstraheerd
- jij hebt geabstraheerd
- hij/zij/het heeft geabstraheerd
- wij hebben geabstraheerd
- jullie hebben geabstraheerd
- zij hebben geabstraheerd
Passato prossimo
- io ho dedotto
- tu hai dedotto
- lui/lei/Lei ha dedotto
- noi abbiamo dedotto
- voi/Voi avete dedotto
- loro/Loro hanno dedotto
Voltooid verleden tijd
- ik had geabstraheerd
- jij had geabstraheerd
- hij/zij/het had geabstraheerd
- wij hadden geabstraheerd
- jullie hadden geabstraheerd
- zij hadden geabstraheerd
Trapassato prossimo
- io avevo dedotto
- tu avevi dedotto
- lui/lei/Lei aveva dedotto
- noi avevamo dedotto
- voi/Voi avevate dedotto
- loro/Loro avevano dedotto
Toekomende tijd I
- ik zal abstraheren
- jij zult abstraheren
- hij/zij/het zal abstraheren
- wij zullen abstraheren
- jullie zullen abstraheren
- zij zullen abstraheren
Futuro semplice
- io dedurrò
- tu dedurrai
- lui/lei/Lei dedurrà
- noi dedurremo
- voi/Voi dedurrete
- loro/Loro dedurranno
Toekomende tijd II
- ik zal geabstraheerd hebben
- jij zult geabstraheerd hebben
- hij/zij/het zal geabstraheerd hebben
- wij zullen geabstraheerd hebben
- jullie zullen geabstraheerd hebben
- zij zullen geabstraheerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò dedotto
- tu avrai dedotto
- lui/lei/Lei avrà dedotto
- noi avremo dedotto
- voi/Voi avrete dedotto
- loro/Loro avranno dedotto
Conditionalis I
- ik zou abstraheren
- jij zou abstraheren
- hij/zij/het zou abstraheren
- wij zouden abstraheren
- jullie zouden abstraheren
- zij zouden abstraheren
Condizionale presente
- io dedurrei
- tu dedurresti
- lui/lei/Lei dedurrebbe
- noi dedurremmo
- voi/Voi dedurreste
- loro/Loro dedurrebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geabstraheerd
- jij zou hebben geabstraheerd
- hij/zij/het zou hebben geabstraheerd
- wij zouden hebben geabstraheerd
- jullie zouden hebben geabstraheerd
- zij zouden hebben geabstraheerd
Condizionale passato
- io avrei dedotto
- tu avresti dedotto
- lui/lei/Lei avrebbe dedotto
- noi avremmo dedotto
- voi/Voi avreste dedotto
- loro/Loro avrebbero dedotto
Imperatief
- jij abstraheer
- jullie abstraheert
Imperativo
- tu deduci
- voi/Voi deducete