Vervoeging van accommoderen

Onbepaalde wijs (infinitief): accommoderen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik accommodeer
  • jij accommodeert
  • hij/zij/het accommodeert
  • wij accommoderen
  • jullie accommoderen
  • zij accommoderen

Indicativo presente

  • yo adapto
  • adaptas
  • él/ella adapta
  • nosotros adaptamos
  • vosotros adaptáis
  • ellos/ellas adaptan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik accommodeerde
  • jij accommodeerde
  • hij/zij/het accommodeerde
  • wij accommodeerden
  • jullie accommodeerden
  • zij accommodeerden

Indefinido

  • yo adapté
  • adaptaste
  • él/ella adaptó
  • nosotros adaptamos
  • vosotros adaptasteis
  • ellos/ellas adaptaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geaccommodeerd
  • jij hebt geaccommodeerd
  • hij/zij/het heeft geaccommodeerd
  • wij hebben geaccommodeerd
  • jullie hebben geaccommodeerd
  • zij hebben geaccommodeerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he adaptado
  • has adaptado
  • él/ella ha adaptado
  • nosotros hemos adaptado
  • vosotros habéis adaptado
  • ellos/ellas han adaptado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geaccommodeerd
  • jij had geaccommodeerd
  • hij/zij/het had geaccommodeerd
  • wij hadden geaccommodeerd
  • jullie hadden geaccommodeerd
  • zij hadden geaccommodeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había adaptado
  • habías adaptado
  • él/ella había adaptado
  • nosotros habíamos adaptado
  • vosotros habíais adaptado
  • ellos/ellas habían adaptado

Toekomende tijd I

  • ik zal accommoderen
  • jij zult accommoderen
  • hij/zij/het zal accommoderen
  • wij zullen accommoderen
  • jullie zullen accommoderen
  • zij zullen accommoderen

Futuro I

  • yo adaptaré
  • adaptarás
  • él/ella adaptará
  • nosotros adaptaremos
  • vosotros adaptaréis
  • ellos/ellas adaptarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geaccommodeerd hebben
  • jij zult geaccommodeerd hebben
  • hij/zij/het zal geaccommodeerd hebben
  • wij zullen geaccommodeerd hebben
  • jullie zullen geaccommodeerd hebben
  • zij zullen geaccommodeerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré adaptado
  • habrás adaptado
  • él/ella habrá adaptado
  • nosotros habremos adaptado
  • vosotros habréis adaptado
  • ellos/ellas habrán adaptado

Conditionalis I

  • ik zou accommoderen
  • jij zou accommoderen
  • hij/zij/het zou accommoderen
  • wij zouden accommoderen
  • jullie zouden accommoderen
  • zij zouden accommoderen

Condicional

  • yo adaptaría
  • adaptarías
  • él/ella adaptaría
  • nosotros adaptaríamos
  • vosotros adaptaríais
  • ellos/ellas adaptarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geaccommodeerd
  • jij zou hebben geaccommodeerd
  • hij/zij/het zou hebben geaccommodeerd
  • wij zouden hebben geaccommodeerd
  • jullie zouden hebben geaccommodeerd
  • zij zouden hebben geaccommodeerd

Condicional perfecto

  • yo habría adaptado
  • habrías adaptado
  • él/ella habría adaptado
  • nosotros habríamos adaptado
  • vosotros habríais adaptado
  • ellos/ellas habrían adaptado

Imperatief

  • jij accommodeer
  • jullie accommodeert

Imperativo presente

  • adapta
  • vosotros adaptad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van accommoderen