Vervoeging van add
Onbepaalde wijs (infinitief): to add
Engels
Nederlands
Present
- I add
- you add
- he/she/it adds
- we add
- you add
- they add
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik addeer
- jij addeert
- hij/zij/het addeert
- wij adderen
- jullie adderen
- zij adderen
Simple past
- I added
- you added
- he/she/it added
- we added
- you added
- they added
Onvoltooid verleden tijd
- ik addeerde
- jij addeerde
- hij/zij/het addeerde
- wij addeerden
- jullie addeerden
- zij addeerden
Present perfect
- I have added
- you have added
- he/she/it has added
- we have added
- you have added
- they have added
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geaddeerd
- jij hebt geaddeerd
- hij/zij/het heeft geaddeerd
- wij hebben geaddeerd
- jullie hebben geaddeerd
- zij hebben geaddeerd
Past perfect
- I had added
- you had added
- he/she/it had added
- we had added
- you had added
- they had added
Voltooid verleden tijd
- ik had geaddeerd
- jij had geaddeerd
- hij/zij/het had geaddeerd
- wij hadden geaddeerd
- jullie hadden geaddeerd
- zij hadden geaddeerd
Future
- I will add
- you will add
- he/she/it will add
- we will add
- you will add
- they will add
Toekomende tijd I
- ik zal adderen
- jij zult adderen
- hij/zij/het zal adderen
- wij zullen adderen
- jullie zullen adderen
- zij zullen adderen
Future perfect
- I will have added
- you will have added
- he/she/it will have added
- we will have added
- you will have added
- they will have added
Toekomende tijd II
- ik zal geaddeerd hebben
- jij zult geaddeerd hebben
- hij/zij/het zal geaddeerd hebben
- wij zullen geaddeerd hebben
- jullie zullen geaddeerd hebben
- zij zullen geaddeerd hebben
Conditional present
- I would add
- you would add
- he/she/it would add
- we would add
- you would add
- they would add
Conditionalis I
- ik zou adderen
- jij zou adderen
- hij/zij/het zou adderen
- wij zouden adderen
- jullie zouden adderen
- zij zouden adderen
Conditional perfect
- I would have added
- you would have added
- he/she/it would have added
- we would have added
- you would have added
- they would have added
Conditionalis II
- ik zou hebben geaddeerd
- jij zou hebben geaddeerd
- hij/zij/het zou hebben geaddeerd
- wij zouden hebben geaddeerd
- jullie zouden hebben geaddeerd
- zij zouden hebben geaddeerd
Imperative
- you add
- you add
Imperatief
- jij addeer
- jullie addeert