Engels

Nederlands

Present

  • I admit
  • you admit
  • he/she/it admits
  • we admit
  • you admit
  • they admit

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergun
  • jij vergunt
  • hij/zij/het vergunt
  • wij vergunnen
  • jullie vergunnen
  • zij vergunnen

Simple past

  • I admitted
  • you admitted
  • he/she/it admitted
  • we admitted
  • you admitted
  • they admitted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergunde
  • jij vergunde
  • hij/zij/het vergunde
  • wij vergunden
  • jullie vergunden
  • zij vergunden

Present perfect

  • I have admitted
  • you have admitted
  • he/she/it has admitted
  • we have admitted
  • you have admitted
  • they have admitted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vergund
  • jij hebt vergund
  • hij/zij/het heeft vergund
  • wij hebben vergund
  • jullie hebben vergund
  • zij hebben vergund

Past perfect

  • I had admitted
  • you had admitted
  • he/she/it had admitted
  • we had admitted
  • you had admitted
  • they had admitted

Voltooid verleden tijd

  • ik had vergund
  • jij had vergund
  • hij/zij/het had vergund
  • wij hadden vergund
  • jullie hadden vergund
  • zij hadden vergund

Future

  • I will admit
  • you will admit
  • he/she/it will admit
  • we will admit
  • you will admit
  • they will admit

Toekomende tijd I

  • ik zal vergunnen
  • jij zult vergunnen
  • hij/zij/het zal vergunnen
  • wij zullen vergunnen
  • jullie zullen vergunnen
  • zij zullen vergunnen

Future perfect

  • I will have admitted
  • you will have admitted
  • he/she/it will have admitted
  • we will have admitted
  • you will have admitted
  • they will have admitted

Toekomende tijd II

  • ik zal vergund hebben
  • jij zult vergund hebben
  • hij/zij/het zal vergund hebben
  • wij zullen vergund hebben
  • jullie zullen vergund hebben
  • zij zullen vergund hebben

Conditional present

  • I would admit
  • you would admit
  • he/she/it would admit
  • we would admit
  • you would admit
  • they would admit

Conditionalis I

  • ik zou vergunnen
  • jij zou vergunnen
  • hij/zij/het zou vergunnen
  • wij zouden vergunnen
  • jullie zouden vergunnen
  • zij zouden vergunnen

Conditional perfect

  • I would have admitted
  • you would have admitted
  • he/she/it would have admitted
  • we would have admitted
  • you would have admitted
  • they would have admitted

Conditionalis II

  • ik zou hebben vergund
  • jij zou hebben vergund
  • hij/zij/het zou hebben vergund
  • wij zouden hebben vergund
  • jullie zouden hebben vergund
  • zij zouden hebben vergund

Imperative

  • you admit
  • you admit

Imperatief

  • jij vergun
  • jullie vergunt

Verwijzingen

Bekijk 12 definitie(s) van admit