Vervoeging van adstrueren
Onbepaalde wijs (infinitief): adstrueren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik adstrueer
- jij adstrueert
- hij/zij/het adstrueert
- wij adstrueren
- jullie adstrueren
- zij adstrueren
Présent
- je prouve
- tu prouves
- il/elle prouve
- nous prouvons
- vous prouvez
- ils/elles prouvent
Onvoltooid verleden tijd
- ik adstrueerde
- jij adstrueerde
- hij/zij/het adstrueerde
- wij adstrueerden
- jullie adstrueerden
- zij adstrueerden
Indicatif imparfait
- je prouvais
- tu prouvais
- il/elle prouvait
- nous prouvions
- vous prouviez
- ils/elles prouvaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geadstrueerd
- jij hebt geadstrueerd
- hij/zij/het heeft geadstrueerd
- wij hebben geadstrueerd
- jullie hebben geadstrueerd
- zij hebben geadstrueerd
Indicatif passé composé
- j'ai prouvé
- tu as prouvé
- il/elle a prouvé
- nous avons prouvé
- vous avez prouvé
- ils/elles ont prouvé
Voltooid verleden tijd
- ik had geadstrueerd
- jij had geadstrueerd
- hij/zij/het had geadstrueerd
- wij hadden geadstrueerd
- jullie hadden geadstrueerd
- zij hadden geadstrueerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais prouvé
- tu avais prouvé
- il/elle avait prouvé
- nous avions prouvé
- vous aviez prouvé
- ils/elles avaient prouvé
Toekomende tijd I
- ik zal adstrueren
- jij zult adstrueren
- hij/zij/het zal adstrueren
- wij zullen adstrueren
- jullie zullen adstrueren
- zij zullen adstrueren
Indicatif futur
- je prouverai
- tu prouveras
- il/elle prouvera
- nous prouverons
- vous prouverez
- ils/elles prouveront
Toekomende tijd II
- ik zal geadstrueerd hebben
- jij zult geadstrueerd hebben
- hij/zij/het zal geadstrueerd hebben
- wij zullen geadstrueerd hebben
- jullie zullen geadstrueerd hebben
- zij zullen geadstrueerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai prouvé
- tu auras prouvé
- il/elle aura prouvé
- nous aurons prouvé
- vous aurez prouvé
- ils/elles auront prouvé
Conditionalis I
- ik zou adstrueren
- jij zou adstrueren
- hij/zij/het zou adstrueren
- wij zouden adstrueren
- jullie zouden adstrueren
- zij zouden adstrueren
Conditionnel présent
- je prouverais
- tu prouverais
- il/elle prouverait
- nous prouverions
- vous prouveriez
- ils/elles prouveraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geadstrueerd
- jij zou hebben geadstrueerd
- hij/zij/het zou hebben geadstrueerd
- wij zouden hebben geadstrueerd
- jullie zouden hebben geadstrueerd
- zij zouden hebben geadstrueerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais prouvé
- tu aurais prouvé
- il/elle aurait prouvé
- nous aurions prouvé
- vous auriez prouvé
- ils/elles auraient prouvé
Imperatief
- jij adstrueer
- jullie adstrueert
Impératif
- tu prouve
- vous prouvez