Vervoeging van afbeelden
Onbepaalde wijs (infinitief): afbeelden
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beeld af
- jij beeldt af
- hij/zij/het beeldt af
- wij beelden af
- jullie beelden af
- zij beelden af
Present
- I interpret
- you interpret
- he/she/it interprets
- we interpret
- you interpret
- they interpret
Onvoltooid verleden tijd
- ik beeldde af
- jij beeldde af
- hij/zij/het beeldde af
- wij beeldden af
- jullie beeldden af
- zij beeldden af
Simple past
- I interpreted
- you interpreted
- he/she/it interpreted
- we interpreted
- you interpreted
- they interpreted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgebeeld
- jij hebt afgebeeld
- hij/zij/het heeft afgebeeld
- wij hebben afgebeeld
- jullie hebben afgebeeld
- zij hebben afgebeeld
Present perfect
- I have interpreted
- you have interpreted
- he/she/it has interpreted
- we have interpreted
- you have interpreted
- they have interpreted
Voltooid verleden tijd
- ik had afgebeeld
- jij had afgebeeld
- hij/zij/het had afgebeeld
- wij hadden afgebeeld
- jullie hadden afgebeeld
- zij hadden afgebeeld
Past perfect
- I had interpreted
- you had interpreted
- he/she/it had interpreted
- we had interpreted
- you had interpreted
- they had interpreted
Toekomende tijd I
- ik zal afbeelden
- jij zult afbeelden
- hij/zij/het zal afbeelden
- wij zullen afbeelden
- jullie zullen afbeelden
- zij zullen afbeelden
Future
- I will interpret
- you will interpret
- he/she/it will interpret
- we will interpret
- you will interpret
- they will interpret
Toekomende tijd II
- ik zal afgebeeld hebben
- jij zult afgebeeld hebben
- hij/zij/het zal afgebeeld hebben
- wij zullen afgebeeld hebben
- jullie zullen afgebeeld hebben
- zij zullen afgebeeld hebben
Future perfect
- I will have interpreted
- you will have interpreted
- he/she/it will have interpreted
- we will have interpreted
- you will have interpreted
- they will have interpreted
Conditionalis I
- ik zou afbeelden
- jij zou afbeelden
- hij/zij/het zou afbeelden
- wij zouden afbeelden
- jullie zouden afbeelden
- zij zouden afbeelden
Conditional present
- I would interpret
- you would interpret
- he/she/it would interpret
- we would interpret
- you would interpret
- they would interpret
Conditionalis II
- ik zou hebben afgebeeld
- jij zou hebben afgebeeld
- hij/zij/het zou hebben afgebeeld
- wij zouden hebben afgebeeld
- jullie zouden hebben afgebeeld
- zij zouden hebben afgebeeld
Conditional perfect
- I would have interpreted
- you would have interpreted
- he/she/it would have interpreted
- we would have interpreted
- you would have interpreted
- they would have interpreted
Imperatief
- jij beeld af
- jullie beeldt af
Imperative
- you interpret
- you interpret