Vervoeging van afgieten
Onbepaalde wijs (infinitief): afgieten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik giet af
- jij giet af
- hij/zij/het giet af
- wij gieten af
- jullie gieten af
- zij gieten af
Present
- I concentrate
- you concentrate
- he/she/it concentrates
- we concentrate
- you concentrate
- they concentrate
Onvoltooid verleden tijd
- ik goot af
- jij goot af
- hij/zij/het goot af
- wij goten af
- jullie goten af
- zij goten af
Simple past
- I concentrated
- you concentrated
- he/she/it concentrated
- we concentrated
- you concentrated
- they concentrated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgegoten
- jij hebt afgegoten
- hij/zij/het heeft afgegoten
- wij hebben afgegoten
- jullie hebben afgegoten
- zij hebben afgegoten
Present perfect
- I have concentrated
- you have concentrated
- he/she/it has concentrated
- we have concentrated
- you have concentrated
- they have concentrated
Voltooid verleden tijd
- ik had afgegoten
- jij had afgegoten
- hij/zij/het had afgegoten
- wij hadden afgegoten
- jullie hadden afgegoten
- zij hadden afgegoten
Past perfect
- I had concentrated
- you had concentrated
- he/she/it had concentrated
- we had concentrated
- you had concentrated
- they had concentrated
Toekomende tijd I
- ik zal afgieten
- jij zult afgieten
- hij/zij/het zal afgieten
- wij zullen afgieten
- jullie zullen afgieten
- zij zullen afgieten
Future
- I will concentrate
- you will concentrate
- he/she/it will concentrate
- we will concentrate
- you will concentrate
- they will concentrate
Toekomende tijd II
- ik zal afgegoten hebben
- jij zult afgegoten hebben
- hij/zij/het zal afgegoten hebben
- wij zullen afgegoten hebben
- jullie zullen afgegoten hebben
- zij zullen afgegoten hebben
Future perfect
- I will have concentrated
- you will have concentrated
- he/she/it will have concentrated
- we will have concentrated
- you will have concentrated
- they will have concentrated
Conditionalis I
- ik zou afgieten
- jij zou afgieten
- hij/zij/het zou afgieten
- wij zouden afgieten
- jullie zouden afgieten
- zij zouden afgieten
Conditional present
- I would concentrate
- you would concentrate
- he/she/it would concentrate
- we would concentrate
- you would concentrate
- they would concentrate
Conditionalis II
- ik zou hebben afgegoten
- jij zou hebben afgegoten
- hij/zij/het zou hebben afgegoten
- wij zouden hebben afgegoten
- jullie zouden hebben afgegoten
- zij zouden hebben afgegoten
Conditional perfect
- I would have concentrated
- you would have concentrated
- he/she/it would have concentrated
- we would have concentrated
- you would have concentrated
- they would have concentrated
Imperatief
- jij giet af
- jullie giet af
Imperative
- you concentrate
- you concentrate