Vervoeging van afgieten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik giet af
  • jij giet af
  • hij/zij/het giet af
  • wij gieten af
  • jullie gieten af
  • zij gieten af

Indicativo presente

  • yo moldeo
  • moldeas
  • él/ella moldea
  • nosotros moldeamos
  • vosotros moldeáis
  • ellos/ellas moldean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik goot af
  • jij goot af
  • hij/zij/het goot af
  • wij goten af
  • jullie goten af
  • zij goten af

Indefinido

  • yo moldeé
  • moldeaste
  • él/ella moldeó
  • nosotros moldeamos
  • vosotros moldeasteis
  • ellos/ellas moldearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgegoten
  • jij hebt afgegoten
  • hij/zij/het heeft afgegoten
  • wij hebben afgegoten
  • jullie hebben afgegoten
  • zij hebben afgegoten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he moldeado
  • has moldeado
  • él/ella ha moldeado
  • nosotros hemos moldeado
  • vosotros habéis moldeado
  • ellos/ellas han moldeado

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgegoten
  • jij had afgegoten
  • hij/zij/het had afgegoten
  • wij hadden afgegoten
  • jullie hadden afgegoten
  • zij hadden afgegoten

Pluscuamperfecto

  • yo había moldeado
  • habías moldeado
  • él/ella había moldeado
  • nosotros habíamos moldeado
  • vosotros habíais moldeado
  • ellos/ellas habían moldeado

Toekomende tijd I

  • ik zal afgieten
  • jij zult afgieten
  • hij/zij/het zal afgieten
  • wij zullen afgieten
  • jullie zullen afgieten
  • zij zullen afgieten

Futuro I

  • yo moldearé
  • moldearás
  • él/ella moldeará
  • nosotros moldearemos
  • vosotros moldearéis
  • ellos/ellas moldearán

Toekomende tijd II

  • ik zal afgegoten hebben
  • jij zult afgegoten hebben
  • hij/zij/het zal afgegoten hebben
  • wij zullen afgegoten hebben
  • jullie zullen afgegoten hebben
  • zij zullen afgegoten hebben

Futuro perfecto

  • yo habré moldeado
  • habrás moldeado
  • él/ella habrá moldeado
  • nosotros habremos moldeado
  • vosotros habréis moldeado
  • ellos/ellas habrán moldeado

Conditionalis I

  • ik zou afgieten
  • jij zou afgieten
  • hij/zij/het zou afgieten
  • wij zouden afgieten
  • jullie zouden afgieten
  • zij zouden afgieten

Condicional

  • yo moldearía
  • moldearías
  • él/ella moldearía
  • nosotros moldearíamos
  • vosotros moldearíais
  • ellos/ellas moldearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgegoten
  • jij zou hebben afgegoten
  • hij/zij/het zou hebben afgegoten
  • wij zouden hebben afgegoten
  • jullie zouden hebben afgegoten
  • zij zouden hebben afgegoten

Condicional perfecto

  • yo habría moldeado
  • habrías moldeado
  • él/ella habría moldeado
  • nosotros habríamos moldeado
  • vosotros habríais moldeado
  • ellos/ellas habrían moldeado

Imperatief

  • jij giet af
  • jullie giet af

Imperativo presente

  • moldea
  • vosotros moldead

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van afgieten