Vervoeging van aftroggelen
Onbepaalde wijs (infinitief): aftroggelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik troggel af
- jij troggelt af
- hij/zij/het troggelt af
- wij troggelen af
- jullie troggelen af
- zij troggelen af
Present
- I palaver
- you palaver
- he/she/it palavers
- we palaver
- you palaver
- they palaver
Onvoltooid verleden tijd
- ik troggelde af
- jij troggelde af
- hij/zij/het troggelde af
- wij troggelden af
- jullie troggelden af
- zij troggelden af
Simple past
- I palavered
- you palavered
- he/she/it palavered
- we palavered
- you palavered
- they palavered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgetroggeld
- jij hebt afgetroggeld
- hij/zij/het heeft afgetroggeld
- wij hebben afgetroggeld
- jullie hebben afgetroggeld
- zij hebben afgetroggeld
Present perfect
- I have palavered
- you have palavered
- he/she/it has palavered
- we have palavered
- you have palavered
- they have palavered
Voltooid verleden tijd
- ik had afgetroggeld
- jij had afgetroggeld
- hij/zij/het had afgetroggeld
- wij hadden afgetroggeld
- jullie hadden afgetroggeld
- zij hadden afgetroggeld
Past perfect
- I had palavered
- you had palavered
- he/she/it had palavered
- we had palavered
- you had palavered
- they had palavered
Toekomende tijd I
- ik zal aftroggelen
- jij zult aftroggelen
- hij/zij/het zal aftroggelen
- wij zullen aftroggelen
- jullie zullen aftroggelen
- zij zullen aftroggelen
Future
- I will palaver
- you will palaver
- he/she/it will palaver
- we will palaver
- you will palaver
- they will palaver
Toekomende tijd II
- ik zal afgetroggeld hebben
- jij zult afgetroggeld hebben
- hij/zij/het zal afgetroggeld hebben
- wij zullen afgetroggeld hebben
- jullie zullen afgetroggeld hebben
- zij zullen afgetroggeld hebben
Future perfect
- I will have palavered
- you will have palavered
- he/she/it will have palavered
- we will have palavered
- you will have palavered
- they will have palavered
Conditionalis I
- ik zou aftroggelen
- jij zou aftroggelen
- hij/zij/het zou aftroggelen
- wij zouden aftroggelen
- jullie zouden aftroggelen
- zij zouden aftroggelen
Conditional present
- I would palaver
- you would palaver
- he/she/it would palaver
- we would palaver
- you would palaver
- they would palaver
Conditionalis II
- ik zou hebben afgetroggeld
- jij zou hebben afgetroggeld
- hij/zij/het zou hebben afgetroggeld
- wij zouden hebben afgetroggeld
- jullie zouden hebben afgetroggeld
- zij zouden hebben afgetroggeld
Conditional perfect
- I would have palavered
- you would have palavered
- he/she/it would have palavered
- we would have palavered
- you would have palavered
- they would have palavered
Imperatief
- jij troggel af
- jullie troggelt af
Imperative
- you palaver
- you palaver