Vervoeging van aggrandize

Onbepaalde wijs (infinitief): to aggrandize

Engels

Nederlands

Present

  • I aggrandize
  • you aggrandize
  • he/she/it aggrandizes
  • we aggrandize
  • you aggrandize
  • they aggrandize

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stel aan
  • jij stelt aan
  • hij/zij/het stelt aan
  • wij stellen aan
  • jullie stellen aan
  • zij stellen aan

Simple past

  • I aggrandized
  • you aggrandized
  • he/she/it aggrandized
  • we aggrandized
  • you aggrandized
  • they aggrandized

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stelde aan
  • jij stelde aan
  • hij/zij/het stelde aan
  • wij stelden aan
  • jullie stelden aan
  • zij stelden aan

Present perfect

  • I have aggrandized
  • you have aggrandized
  • he/she/it has aggrandized
  • we have aggrandized
  • you have aggrandized
  • they have aggrandized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangesteld
  • jij hebt aangesteld
  • hij/zij/het heeft aangesteld
  • wij hebben aangesteld
  • jullie hebben aangesteld
  • zij hebben aangesteld

Past perfect

  • I had aggrandized
  • you had aggrandized
  • he/she/it had aggrandized
  • we had aggrandized
  • you had aggrandized
  • they had aggrandized

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangesteld
  • jij had aangesteld
  • hij/zij/het had aangesteld
  • wij hadden aangesteld
  • jullie hadden aangesteld
  • zij hadden aangesteld

Future

  • I will aggrandize
  • you will aggrandize
  • he/she/it will aggrandize
  • we will aggrandize
  • you will aggrandize
  • they will aggrandize

Toekomende tijd I

  • ik zal aanstellen
  • jij zult aanstellen
  • hij/zij/het zal aanstellen
  • wij zullen aanstellen
  • jullie zullen aanstellen
  • zij zullen aanstellen

Future perfect

  • I will have aggrandized
  • you will have aggrandized
  • he/she/it will have aggrandized
  • we will have aggrandized
  • you will have aggrandized
  • they will have aggrandized

Toekomende tijd II

  • ik zal aangesteld hebben
  • jij zult aangesteld hebben
  • hij/zij/het zal aangesteld hebben
  • wij zullen aangesteld hebben
  • jullie zullen aangesteld hebben
  • zij zullen aangesteld hebben

Conditional present

  • I would aggrandize
  • you would aggrandize
  • he/she/it would aggrandize
  • we would aggrandize
  • you would aggrandize
  • they would aggrandize

Conditionalis I

  • ik zou aanstellen
  • jij zou aanstellen
  • hij/zij/het zou aanstellen
  • wij zouden aanstellen
  • jullie zouden aanstellen
  • zij zouden aanstellen

Conditional perfect

  • I would have aggrandized
  • you would have aggrandized
  • he/she/it would have aggrandized
  • we would have aggrandized
  • you would have aggrandized
  • they would have aggrandized

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangesteld
  • jij zou hebben aangesteld
  • hij/zij/het zou hebben aangesteld
  • wij zouden hebben aangesteld
  • jullie zouden hebben aangesteld
  • zij zouden hebben aangesteld

Imperative

  • you aggrandize
  • you aggrandize

Imperatief

  • jij stel aan
  • jullie stelt aan

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aggrandize