Engels

Nederlands

Present

  • I agitate
  • you agitate
  • he/she/it agitates
  • we agitate
  • you agitate
  • they agitate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verroer
  • jij verroert
  • hij/zij/het verroert
  • wij verroeren
  • jullie verroeren
  • zij verroeren

Simple past

  • I agitated
  • you agitated
  • he/she/it agitated
  • we agitated
  • you agitated
  • they agitated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verroerde
  • jij verroerde
  • hij/zij/het verroerde
  • wij verroerden
  • jullie verroerden
  • zij verroerden

Present perfect

  • I have agitated
  • you have agitated
  • he/she/it has agitated
  • we have agitated
  • you have agitated
  • they have agitated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verroerd
  • jij hebt verroerd
  • hij/zij/het heeft verroerd
  • wij hebben verroerd
  • jullie hebben verroerd
  • zij hebben verroerd

Past perfect

  • I had agitated
  • you had agitated
  • he/she/it had agitated
  • we had agitated
  • you had agitated
  • they had agitated

Voltooid verleden tijd

  • ik had verroerd
  • jij had verroerd
  • hij/zij/het had verroerd
  • wij hadden verroerd
  • jullie hadden verroerd
  • zij hadden verroerd

Future

  • I will agitate
  • you will agitate
  • he/she/it will agitate
  • we will agitate
  • you will agitate
  • they will agitate

Toekomende tijd I

  • ik zal verroeren
  • jij zult verroeren
  • hij/zij/het zal verroeren
  • wij zullen verroeren
  • jullie zullen verroeren
  • zij zullen verroeren

Future perfect

  • I will have agitated
  • you will have agitated
  • he/she/it will have agitated
  • we will have agitated
  • you will have agitated
  • they will have agitated

Toekomende tijd II

  • ik zal verroerd hebben
  • jij zult verroerd hebben
  • hij/zij/het zal verroerd hebben
  • wij zullen verroerd hebben
  • jullie zullen verroerd hebben
  • zij zullen verroerd hebben

Conditional present

  • I would agitate
  • you would agitate
  • he/she/it would agitate
  • we would agitate
  • you would agitate
  • they would agitate

Conditionalis I

  • ik zou verroeren
  • jij zou verroeren
  • hij/zij/het zou verroeren
  • wij zouden verroeren
  • jullie zouden verroeren
  • zij zouden verroeren

Conditional perfect

  • I would have agitated
  • you would have agitated
  • he/she/it would have agitated
  • we would have agitated
  • you would have agitated
  • they would have agitated

Conditionalis II

  • ik zou hebben verroerd
  • jij zou hebben verroerd
  • hij/zij/het zou hebben verroerd
  • wij zouden hebben verroerd
  • jullie zouden hebben verroerd
  • zij zouden hebben verroerd

Imperative

  • you agitate
  • you agitate

Imperatief

  • jij verroer
  • jullie verroert

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van agitate