Vervoeging van anoint

Engels

Nederlands

Present

  • I anoint
  • you anoint
  • he/she/it anoints
  • we anoint
  • you anoint
  • they anoint

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bedien
  • jij bedient
  • hij/zij/het bedient
  • wij bedienen
  • jullie bedienen
  • zij bedienen

Simple past

  • I anointed
  • you anointed
  • he/she/it anointed
  • we anointed
  • you anointed
  • they anointed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bediende
  • jij bediende
  • hij/zij/het bediende
  • wij bedienden
  • jullie bedienden
  • zij bedienden

Present perfect

  • I have anointed
  • you have anointed
  • he/she/it has anointed
  • we have anointed
  • you have anointed
  • they have anointed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bediend
  • jij hebt bediend
  • hij/zij/het heeft bediend
  • wij hebben bediend
  • jullie hebben bediend
  • zij hebben bediend

Past perfect

  • I had anointed
  • you had anointed
  • he/she/it had anointed
  • we had anointed
  • you had anointed
  • they had anointed

Voltooid verleden tijd

  • ik had bediend
  • jij had bediend
  • hij/zij/het had bediend
  • wij hadden bediend
  • jullie hadden bediend
  • zij hadden bediend

Future

  • I will anoint
  • you will anoint
  • he/she/it will anoint
  • we will anoint
  • you will anoint
  • they will anoint

Toekomende tijd I

  • ik zal bedienen
  • jij zult bedienen
  • hij/zij/het zal bedienen
  • wij zullen bedienen
  • jullie zullen bedienen
  • zij zullen bedienen

Future perfect

  • I will have anointed
  • you will have anointed
  • he/she/it will have anointed
  • we will have anointed
  • you will have anointed
  • they will have anointed

Toekomende tijd II

  • ik zal bediend hebben
  • jij zult bediend hebben
  • hij/zij/het zal bediend hebben
  • wij zullen bediend hebben
  • jullie zullen bediend hebben
  • zij zullen bediend hebben

Conditional present

  • I would anoint
  • you would anoint
  • he/she/it would anoint
  • we would anoint
  • you would anoint
  • they would anoint

Conditionalis I

  • ik zou bedienen
  • jij zou bedienen
  • hij/zij/het zou bedienen
  • wij zouden bedienen
  • jullie zouden bedienen
  • zij zouden bedienen

Conditional perfect

  • I would have anointed
  • you would have anointed
  • he/she/it would have anointed
  • we would have anointed
  • you would have anointed
  • they would have anointed

Conditionalis II

  • ik zou hebben bediend
  • jij zou hebben bediend
  • hij/zij/het zou hebben bediend
  • wij zouden hebben bediend
  • jullie zouden hebben bediend
  • zij zouden hebben bediend

Imperative

  • you anoint
  • you anoint

Imperatief

  • jij bedien
  • jullie bedient

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van anoint