Vervoeging van apprise
Onbepaalde wijs (infinitief): to apprise
Engels
Nederlands
Present
- I apprise
- you apprise
- he/she/it apprises
- we apprise
- you apprise
- they apprise
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik revalueer
- jij revalueert
- hij/zij/het revalueert
- wij revalueren
- jullie revalueren
- zij revalueren
Simple past
- I apprised
- you apprised
- he/she/it apprised
- we apprised
- you apprised
- they apprised
Onvoltooid verleden tijd
- ik revalueerde
- jij revalueerde
- hij/zij/het revalueerde
- wij revalueerden
- jullie revalueerden
- zij revalueerden
Present perfect
- I have apprised
- you have apprised
- he/she/it has apprised
- we have apprised
- you have apprised
- they have apprised
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerevalueerd
- jij hebt gerevalueerd
- hij/zij/het heeft gerevalueerd
- wij hebben gerevalueerd
- jullie hebben gerevalueerd
- zij hebben gerevalueerd
Past perfect
- I had apprised
- you had apprised
- he/she/it had apprised
- we had apprised
- you had apprised
- they had apprised
Voltooid verleden tijd
- ik had gerevalueerd
- jij had gerevalueerd
- hij/zij/het had gerevalueerd
- wij hadden gerevalueerd
- jullie hadden gerevalueerd
- zij hadden gerevalueerd
Future
- I will apprise
- you will apprise
- he/she/it will apprise
- we will apprise
- you will apprise
- they will apprise
Toekomende tijd I
- ik zal revalueren
- jij zult revalueren
- hij/zij/het zal revalueren
- wij zullen revalueren
- jullie zullen revalueren
- zij zullen revalueren
Future perfect
- I will have apprised
- you will have apprised
- he/she/it will have apprised
- we will have apprised
- you will have apprised
- they will have apprised
Toekomende tijd II
- ik zal gerevalueerd hebben
- jij zult gerevalueerd hebben
- hij/zij/het zal gerevalueerd hebben
- wij zullen gerevalueerd hebben
- jullie zullen gerevalueerd hebben
- zij zullen gerevalueerd hebben
Conditional present
- I would apprise
- you would apprise
- he/she/it would apprise
- we would apprise
- you would apprise
- they would apprise
Conditionalis I
- ik zou revalueren
- jij zou revalueren
- hij/zij/het zou revalueren
- wij zouden revalueren
- jullie zouden revalueren
- zij zouden revalueren
Conditional perfect
- I would have apprised
- you would have apprised
- he/she/it would have apprised
- we would have apprised
- you would have apprised
- they would have apprised
Conditionalis II
- ik zou hebben gerevalueerd
- jij zou hebben gerevalueerd
- hij/zij/het zou hebben gerevalueerd
- wij zouden hebben gerevalueerd
- jullie zouden hebben gerevalueerd
- zij zouden hebben gerevalueerd
Imperative
- you apprise
- you apprise
Imperatief
- jij revalueer
- jullie revalueert