Vervoeging van bank

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it banks
  • they bank

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het zweert
  • zij zweren

Simple past

  • he/she/it banked
  • they banked

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het zwoor
  • zij zworen

Present perfect

  • he/she/it has banked
  • they have banked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gezworen
  • zij hebben gezworen

Past perfect

  • he/she/it had banked
  • they had banked

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gezworen
  • zij hadden gezworen

Future

  • he/she/it will bank
  • they will bank

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal zweren
  • zij zult zweren

Future perfect

  • he/she/it will have banked
  • they will have banked

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gezworen hebben
  • zij zult gezworen hebben

Conditional present

  • he/she/it would bank
  • they would bank

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal zweren
  • zij zullen zweren

Conditional perfect

  • he/she/it would have banked
  • they would have banked

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gezworen
  • zij zullen hebben gezworen

Verwijzingen

Bekijk 10 definitie(s) van bank