Vervoeging van bedelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bedel
  • jij bedelt
  • hij/zij/het bedelt
  • wij bedelen
  • jullie bedelen
  • zij bedelen

Indicativo presente

  • yo asisto
  • asistes
  • él/ella asiste
  • nosotros asistimos
  • vosotros asistís
  • ellos/ellas asisten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bedelde
  • jij bedelde
  • hij/zij/het bedelde
  • wij bedelden
  • jullie bedelden
  • zij bedelden

Indefinido

  • yo asistí
  • asististe
  • él/ella asistió
  • nosotros asistimos
  • vosotros asististeis
  • ellos/ellas asistieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebedeld
  • jij hebt gebedeld
  • hij/zij/het heeft gebedeld
  • wij hebben gebedeld
  • jullie hebben gebedeld
  • zij hebben gebedeld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he asistido
  • has asistido
  • él/ella ha asistido
  • nosotros hemos asistido
  • vosotros habéis asistido
  • ellos/ellas han asistido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebedeld
  • jij had gebedeld
  • hij/zij/het had gebedeld
  • wij hadden gebedeld
  • jullie hadden gebedeld
  • zij hadden gebedeld

Pluscuamperfecto

  • yo había asistido
  • habías asistido
  • él/ella había asistido
  • nosotros habíamos asistido
  • vosotros habíais asistido
  • ellos/ellas habían asistido

Toekomende tijd I

  • ik zal bedelen
  • jij zult bedelen
  • hij/zij/het zal bedelen
  • wij zullen bedelen
  • jullie zullen bedelen
  • zij zullen bedelen

Futuro I

  • yo asistiré
  • asistirás
  • él/ella asistirá
  • nosotros asistiremos
  • vosotros asistiréis
  • ellos/ellas asistirán

Toekomende tijd II

  • ik zal gebedeld hebben
  • jij zult gebedeld hebben
  • hij/zij/het zal gebedeld hebben
  • wij zullen gebedeld hebben
  • jullie zullen gebedeld hebben
  • zij zullen gebedeld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré asistido
  • habrás asistido
  • él/ella habrá asistido
  • nosotros habremos asistido
  • vosotros habréis asistido
  • ellos/ellas habrán asistido

Conditionalis I

  • ik zou bedelen
  • jij zou bedelen
  • hij/zij/het zou bedelen
  • wij zouden bedelen
  • jullie zouden bedelen
  • zij zouden bedelen

Condicional

  • yo asistiría
  • asistirías
  • él/ella asistiría
  • nosotros asistiríamos
  • vosotros asistiríais
  • ellos/ellas asistirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebedeld
  • jij zou hebben gebedeld
  • hij/zij/het zou hebben gebedeld
  • wij zouden hebben gebedeld
  • jullie zouden hebben gebedeld
  • zij zouden hebben gebedeld

Condicional perfecto

  • yo habría asistido
  • habrías asistido
  • él/ella habría asistido
  • nosotros habríamos asistido
  • vosotros habríais asistido
  • ellos/ellas habrían asistido

Imperatief

  • jij bedel
  • jullie bedelt

Imperativo presente

  • asiste
  • vosotros asistid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bedelen