Vervoeging van begroten
Onbepaalde wijs (infinitief): begroten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik begroot
- jij begroot
- hij/zij/het begroot
- wij begroten
- jullie begroten
- zij begroten
Indicativo presente
- yo taso
- tú tasas
- él/ella tasa
- nosotros tasamos
- vosotros tasáis
- ellos/ellas tasan
Onvoltooid verleden tijd
- ik begrootte
- jij begrootte
- hij/zij/het begrootte
- wij begrootten
- jullie begrootten
- zij begrootten
Indefinido
- yo tasé
- tú tasaste
- él/ella tasó
- nosotros tasamos
- vosotros tasasteis
- ellos/ellas tasaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb begroot
- jij hebt begroot
- hij/zij/het heeft begroot
- wij hebben begroot
- jullie hebben begroot
- zij hebben begroot
Pretérito perfecto compuesto
- yo he tasado
- tú has tasado
- él/ella ha tasado
- nosotros hemos tasado
- vosotros habéis tasado
- ellos/ellas han tasado
Voltooid verleden tijd
- ik had begroot
- jij had begroot
- hij/zij/het had begroot
- wij hadden begroot
- jullie hadden begroot
- zij hadden begroot
Pluscuamperfecto
- yo había tasado
- tú habías tasado
- él/ella había tasado
- nosotros habíamos tasado
- vosotros habíais tasado
- ellos/ellas habían tasado
Toekomende tijd I
- ik zal begroten
- jij zult begroten
- hij/zij/het zal begroten
- wij zullen begroten
- jullie zullen begroten
- zij zullen begroten
Futuro I
- yo tasaré
- tú tasarás
- él/ella tasará
- nosotros tasaremos
- vosotros tasaréis
- ellos/ellas tasarán
Toekomende tijd II
- ik zal begroot hebben
- jij zult begroot hebben
- hij/zij/het zal begroot hebben
- wij zullen begroot hebben
- jullie zullen begroot hebben
- zij zullen begroot hebben
Futuro perfecto
- yo habré tasado
- tú habrás tasado
- él/ella habrá tasado
- nosotros habremos tasado
- vosotros habréis tasado
- ellos/ellas habrán tasado
Conditionalis I
- ik zou begroten
- jij zou begroten
- hij/zij/het zou begroten
- wij zouden begroten
- jullie zouden begroten
- zij zouden begroten
Condicional
- yo tasaría
- tú tasarías
- él/ella tasaría
- nosotros tasaríamos
- vosotros tasaríais
- ellos/ellas tasarían
Conditionalis II
- ik zou hebben begroot
- jij zou hebben begroot
- hij/zij/het zou hebben begroot
- wij zouden hebben begroot
- jullie zouden hebben begroot
- zij zouden hebben begroot
Condicional perfecto
- yo habría tasado
- tú habrías tasado
- él/ella habría tasado
- nosotros habríamos tasado
- vosotros habríais tasado
- ellos/ellas habrían tasado
Imperatief
- jij begroot
- jullie begroot
Imperativo presente
- tú tasa
- vosotros tasad