Vervoeging van behelzen
Onbepaalde wijs (infinitief): behelzen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het behelst
- zij behelzen
Present
- he/she/it holds
- they hold
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het behelsde
- zij behelsden
Simple past
- he/she/it held
- they held
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft behelsd
- zij hebben behelsd
Present perfect
- he/she/it has held
- they have held
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had behelsd
- zij hadden behelsd
Past perfect
- he/she/it had held
- they had held
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal behelzen
- zij zult behelzen
Future
- he/she/it will hold
- they will hold
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal behelsd hebben
- zij zult behelsd hebben
Future perfect
- he/she/it will have held
- they will have held
Conditionalis I
- hij/zij/het zal behelzen
- zij zullen behelzen
Conditional present
- he/she/it would hold
- they would hold
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben behelsd
- zij zullen hebben behelsd
Conditional perfect
- he/she/it would have held
- they would have held