Vervoeging van beheren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beheer
  • jij beheert
  • hij/zij/het beheert
  • wij beheren
  • jullie beheren
  • zij beheren

Present

  • I operate
  • you operate
  • he/she/it operates
  • we operate
  • you operate
  • they operate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beheerde
  • jij beheerde
  • hij/zij/het beheerde
  • wij beheerden
  • jullie beheerden
  • zij beheerden

Simple past

  • I operated
  • you operated
  • he/she/it operated
  • we operated
  • you operated
  • they operated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beheerd
  • jij hebt beheerd
  • hij/zij/het heeft beheerd
  • wij hebben beheerd
  • jullie hebben beheerd
  • zij hebben beheerd

Present perfect

  • I have operated
  • you have operated
  • he/she/it has operated
  • we have operated
  • you have operated
  • they have operated

Voltooid verleden tijd

  • ik had beheerd
  • jij had beheerd
  • hij/zij/het had beheerd
  • wij hadden beheerd
  • jullie hadden beheerd
  • zij hadden beheerd

Past perfect

  • I had operated
  • you had operated
  • he/she/it had operated
  • we had operated
  • you had operated
  • they had operated

Toekomende tijd I

  • ik zal beheren
  • jij zult beheren
  • hij/zij/het zal beheren
  • wij zullen beheren
  • jullie zullen beheren
  • zij zullen beheren

Future

  • I will operate
  • you will operate
  • he/she/it will operate
  • we will operate
  • you will operate
  • they will operate

Toekomende tijd II

  • ik zal beheerd hebben
  • jij zult beheerd hebben
  • hij/zij/het zal beheerd hebben
  • wij zullen beheerd hebben
  • jullie zullen beheerd hebben
  • zij zullen beheerd hebben

Future perfect

  • I will have operated
  • you will have operated
  • he/she/it will have operated
  • we will have operated
  • you will have operated
  • they will have operated

Conditionalis I

  • ik zou beheren
  • jij zou beheren
  • hij/zij/het zou beheren
  • wij zouden beheren
  • jullie zouden beheren
  • zij zouden beheren

Conditional present

  • I would operate
  • you would operate
  • he/she/it would operate
  • we would operate
  • you would operate
  • they would operate

Conditionalis II

  • ik zou hebben beheerd
  • jij zou hebben beheerd
  • hij/zij/het zou hebben beheerd
  • wij zouden hebben beheerd
  • jullie zouden hebben beheerd
  • zij zouden hebben beheerd

Conditional perfect

  • I would have operated
  • you would have operated
  • he/she/it would have operated
  • we would have operated
  • you would have operated
  • they would have operated

Imperatief

  • jij beheer
  • jullie beheert

Imperative

  • you operate
  • you operate

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van beheren