Vervoeging van bemesten
Onbepaalde wijs (infinitief): bemesten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bemest
- jij bemest
- hij/zij/het bemest
- wij bemesten
- jullie bemesten
- zij bemesten
Present
- I fecundate
- you fecundate
- he/she/it fecundates
- we fecundate
- you fecundate
- they fecundate
Onvoltooid verleden tijd
- ik bemestte
- jij bemestte
- hij/zij/het bemestte
- wij bemestten
- jullie bemestten
- zij bemestten
Simple past
- I fecundated
- you fecundated
- he/she/it fecundated
- we fecundated
- you fecundated
- they fecundated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bemest
- jij hebt bemest
- hij/zij/het heeft bemest
- wij hebben bemest
- jullie hebben bemest
- zij hebben bemest
Present perfect
- I have fecundated
- you have fecundated
- he/she/it has fecundated
- we have fecundated
- you have fecundated
- they have fecundated
Voltooid verleden tijd
- ik had bemest
- jij had bemest
- hij/zij/het had bemest
- wij hadden bemest
- jullie hadden bemest
- zij hadden bemest
Past perfect
- I had fecundated
- you had fecundated
- he/she/it had fecundated
- we had fecundated
- you had fecundated
- they had fecundated
Toekomende tijd I
- ik zal bemesten
- jij zult bemesten
- hij/zij/het zal bemesten
- wij zullen bemesten
- jullie zullen bemesten
- zij zullen bemesten
Future
- I will fecundate
- you will fecundate
- he/she/it will fecundate
- we will fecundate
- you will fecundate
- they will fecundate
Toekomende tijd II
- ik zal bemest hebben
- jij zult bemest hebben
- hij/zij/het zal bemest hebben
- wij zullen bemest hebben
- jullie zullen bemest hebben
- zij zullen bemest hebben
Future perfect
- I will have fecundated
- you will have fecundated
- he/she/it will have fecundated
- we will have fecundated
- you will have fecundated
- they will have fecundated
Conditionalis I
- ik zou bemesten
- jij zou bemesten
- hij/zij/het zou bemesten
- wij zouden bemesten
- jullie zouden bemesten
- zij zouden bemesten
Conditional present
- I would fecundate
- you would fecundate
- he/she/it would fecundate
- we would fecundate
- you would fecundate
- they would fecundate
Conditionalis II
- ik zou hebben bemest
- jij zou hebben bemest
- hij/zij/het zou hebben bemest
- wij zouden hebben bemest
- jullie zouden hebben bemest
- zij zouden hebben bemest
Conditional perfect
- I would have fecundated
- you would have fecundated
- he/she/it would have fecundated
- we would have fecundated
- you would have fecundated
- they would have fecundated
Imperatief
- jij bemest
- jullie bemest
Imperative
- you fecundate
- you fecundate