Vervoeging van beschrijven
Onbepaalde wijs (infinitief): beschrijven
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beschrijf
- jij beschrijft
- hij/zij/het beschrijft
- wij beschrijven
- jullie beschrijven
- zij beschrijven
Present
- I delineate
- you delineate
- he/she/it delineates
- we delineate
- you delineate
- they delineate
Onvoltooid verleden tijd
- ik beschreef
- jij beschreef
- hij/zij/het beschreef
- wij beschreven
- jullie beschreven
- zij beschreven
Simple past
- I delineated
- you delineated
- he/she/it delineated
- we delineated
- you delineated
- they delineated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beschreven
- jij hebt beschreven
- hij/zij/het heeft beschreven
- wij hebben beschreven
- jullie hebben beschreven
- zij hebben beschreven
Present perfect
- I have delineated
- you have delineated
- he/she/it has delineated
- we have delineated
- you have delineated
- they have delineated
Voltooid verleden tijd
- ik had beschreven
- jij had beschreven
- hij/zij/het had beschreven
- wij hadden beschreven
- jullie hadden beschreven
- zij hadden beschreven
Past perfect
- I had delineated
- you had delineated
- he/she/it had delineated
- we had delineated
- you had delineated
- they had delineated
Toekomende tijd I
- ik zal beschrijven
- jij zult beschrijven
- hij/zij/het zal beschrijven
- wij zullen beschrijven
- jullie zullen beschrijven
- zij zullen beschrijven
Future
- I will delineate
- you will delineate
- he/she/it will delineate
- we will delineate
- you will delineate
- they will delineate
Toekomende tijd II
- ik zal beschreven hebben
- jij zult beschreven hebben
- hij/zij/het zal beschreven hebben
- wij zullen beschreven hebben
- jullie zullen beschreven hebben
- zij zullen beschreven hebben
Future perfect
- I will have delineated
- you will have delineated
- he/she/it will have delineated
- we will have delineated
- you will have delineated
- they will have delineated
Conditionalis I
- ik zou beschrijven
- jij zou beschrijven
- hij/zij/het zou beschrijven
- wij zouden beschrijven
- jullie zouden beschrijven
- zij zouden beschrijven
Conditional present
- I would delineate
- you would delineate
- he/she/it would delineate
- we would delineate
- you would delineate
- they would delineate
Conditionalis II
- ik zou hebben beschreven
- jij zou hebben beschreven
- hij/zij/het zou hebben beschreven
- wij zouden hebben beschreven
- jullie zouden hebben beschreven
- zij zouden hebben beschreven
Conditional perfect
- I would have delineated
- you would have delineated
- he/she/it would have delineated
- we would have delineated
- you would have delineated
- they would have delineated
Imperatief
- jij beschrijf
- jullie beschrijft
Imperative
- you delineate
- you delineate