Vervoeging van bespioneren
Onbepaalde wijs (infinitief): bespioneren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespioneer
- jij bespioneert
- hij/zij/het bespioneert
- wij bespioneren
- jullie bespioneren
- zij bespioneren
Indicativo presente
- yo espío
- tú espías
- él/ella espía
- nosotros espiamos
- vosotros espiáis
- ellos/ellas espían
Onvoltooid verleden tijd
- ik bespioneerde
- jij bespioneerde
- hij/zij/het bespioneerde
- wij bespioneerden
- jullie bespioneerden
- zij bespioneerden
Indefinido
- yo espié
- tú espiaste
- él/ella espió
- nosotros espiamos
- vosotros espiasteis
- ellos/ellas espiaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bespioneerd
- jij hebt bespioneerd
- hij/zij/het heeft bespioneerd
- wij hebben bespioneerd
- jullie hebben bespioneerd
- zij hebben bespioneerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he espiado
- tú has espiado
- él/ella ha espiado
- nosotros hemos espiado
- vosotros habéis espiado
- ellos/ellas han espiado
Voltooid verleden tijd
- ik had bespioneerd
- jij had bespioneerd
- hij/zij/het had bespioneerd
- wij hadden bespioneerd
- jullie hadden bespioneerd
- zij hadden bespioneerd
Pluscuamperfecto
- yo había espiado
- tú habías espiado
- él/ella había espiado
- nosotros habíamos espiado
- vosotros habíais espiado
- ellos/ellas habían espiado
Toekomende tijd I
- ik zal bespioneren
- jij zult bespioneren
- hij/zij/het zal bespioneren
- wij zullen bespioneren
- jullie zullen bespioneren
- zij zullen bespioneren
Futuro I
- yo espiaré
- tú espiarás
- él/ella espiará
- nosotros espiaremos
- vosotros espiaréis
- ellos/ellas espiarán
Toekomende tijd II
- ik zal bespioneerd hebben
- jij zult bespioneerd hebben
- hij/zij/het zal bespioneerd hebben
- wij zullen bespioneerd hebben
- jullie zullen bespioneerd hebben
- zij zullen bespioneerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré espiado
- tú habrás espiado
- él/ella habrá espiado
- nosotros habremos espiado
- vosotros habréis espiado
- ellos/ellas habrán espiado
Conditionalis I
- ik zou bespioneren
- jij zou bespioneren
- hij/zij/het zou bespioneren
- wij zouden bespioneren
- jullie zouden bespioneren
- zij zouden bespioneren
Condicional
- yo espiaría
- tú espiarías
- él/ella espiaría
- nosotros espiaríamos
- vosotros espiaríais
- ellos/ellas espiarían
Conditionalis II
- ik zou hebben bespioneerd
- jij zou hebben bespioneerd
- hij/zij/het zou hebben bespioneerd
- wij zouden hebben bespioneerd
- jullie zouden hebben bespioneerd
- zij zouden hebben bespioneerd
Condicional perfecto
- yo habría espiado
- tú habrías espiado
- él/ella habría espiado
- nosotros habríamos espiado
- vosotros habríais espiado
- ellos/ellas habrían espiado
Imperatief
- jij bespioneer
- jullie bespioneert
Imperativo presente
- tú espía
- vosotros espiad