Vervoeging van besprenkelen

Onbepaalde wijs (infinitief): besprenkelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik besprenkel
  • jij besprenkelt
  • hij/zij/het besprenkelt
  • wij besprenkelen
  • jullie besprenkelen
  • zij besprenkelen

Indicativo presente

  • yo hisopeo
  • hisopeas
  • él/ella hisopea
  • nosotros hisopeamos
  • vosotros hisopeáis
  • ellos/ellas hisopean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik besprenkelde
  • jij besprenkelde
  • hij/zij/het besprenkelde
  • wij besprenkelden
  • jullie besprenkelden
  • zij besprenkelden

Indefinido

  • yo hisopeé
  • hisopeaste
  • él/ella hisopeó
  • nosotros hisopeamos
  • vosotros hisopeasteis
  • ellos/ellas hisopearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb besprenkeld
  • jij hebt besprenkeld
  • hij/zij/het heeft besprenkeld
  • wij hebben besprenkeld
  • jullie hebben besprenkeld
  • zij hebben besprenkeld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he hisopeado
  • has hisopeado
  • él/ella ha hisopeado
  • nosotros hemos hisopeado
  • vosotros habéis hisopeado
  • ellos/ellas han hisopeado

Voltooid verleden tijd

  • ik had besprenkeld
  • jij had besprenkeld
  • hij/zij/het had besprenkeld
  • wij hadden besprenkeld
  • jullie hadden besprenkeld
  • zij hadden besprenkeld

Pluscuamperfecto

  • yo había hisopeado
  • habías hisopeado
  • él/ella había hisopeado
  • nosotros habíamos hisopeado
  • vosotros habíais hisopeado
  • ellos/ellas habían hisopeado

Toekomende tijd I

  • ik zal besprenkelen
  • jij zult besprenkelen
  • hij/zij/het zal besprenkelen
  • wij zullen besprenkelen
  • jullie zullen besprenkelen
  • zij zullen besprenkelen

Futuro I

  • yo hisopearé
  • hisopearás
  • él/ella hisopeará
  • nosotros hisopearemos
  • vosotros hisopearéis
  • ellos/ellas hisopearán

Toekomende tijd II

  • ik zal besprenkeld hebben
  • jij zult besprenkeld hebben
  • hij/zij/het zal besprenkeld hebben
  • wij zullen besprenkeld hebben
  • jullie zullen besprenkeld hebben
  • zij zullen besprenkeld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré hisopeado
  • habrás hisopeado
  • él/ella habrá hisopeado
  • nosotros habremos hisopeado
  • vosotros habréis hisopeado
  • ellos/ellas habrán hisopeado

Conditionalis I

  • ik zou besprenkelen
  • jij zou besprenkelen
  • hij/zij/het zou besprenkelen
  • wij zouden besprenkelen
  • jullie zouden besprenkelen
  • zij zouden besprenkelen

Condicional

  • yo hisopearía
  • hisopearías
  • él/ella hisopearía
  • nosotros hisopearíamos
  • vosotros hisopearíais
  • ellos/ellas hisopearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben besprenkeld
  • jij zou hebben besprenkeld
  • hij/zij/het zou hebben besprenkeld
  • wij zouden hebben besprenkeld
  • jullie zouden hebben besprenkeld
  • zij zouden hebben besprenkeld

Condicional perfecto

  • yo habría hisopeado
  • habrías hisopeado
  • él/ella habría hisopeado
  • nosotros habríamos hisopeado
  • vosotros habríais hisopeado
  • ellos/ellas habrían hisopeado

Imperatief

  • jij besprenkel
  • jullie besprenkelt

Imperativo presente

  • hisopea
  • vosotros hisopead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van besprenkelen