Vervoeging van bestrijden
Onbepaalde wijs (infinitief): bestrijden
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestrijd
- jij bestrijdt
- hij/zij/het bestrijdt
- wij bestrijden
- jullie bestrijden
- zij bestrijden
Present
- I question
- you question
- he/she/it questions
- we question
- you question
- they question
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestreed
- jij bestreed
- hij/zij/het bestreed
- wij bestreden
- jullie bestreden
- zij bestreden
Simple past
- I questioned
- you questioned
- he/she/it questioned
- we questioned
- you questioned
- they questioned
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestreden
- jij hebt bestreden
- hij/zij/het heeft bestreden
- wij hebben bestreden
- jullie hebben bestreden
- zij hebben bestreden
Present perfect
- I have questioned
- you have questioned
- he/she/it has questioned
- we have questioned
- you have questioned
- they have questioned
Voltooid verleden tijd
- ik had bestreden
- jij had bestreden
- hij/zij/het had bestreden
- wij hadden bestreden
- jullie hadden bestreden
- zij hadden bestreden
Past perfect
- I had questioned
- you had questioned
- he/she/it had questioned
- we had questioned
- you had questioned
- they had questioned
Toekomende tijd I
- ik zal bestrijden
- jij zult bestrijden
- hij/zij/het zal bestrijden
- wij zullen bestrijden
- jullie zullen bestrijden
- zij zullen bestrijden
Future
- I will question
- you will question
- he/she/it will question
- we will question
- you will question
- they will question
Toekomende tijd II
- ik zal bestreden hebben
- jij zult bestreden hebben
- hij/zij/het zal bestreden hebben
- wij zullen bestreden hebben
- jullie zullen bestreden hebben
- zij zullen bestreden hebben
Future perfect
- I will have questioned
- you will have questioned
- he/she/it will have questioned
- we will have questioned
- you will have questioned
- they will have questioned
Conditionalis I
- ik zou bestrijden
- jij zou bestrijden
- hij/zij/het zou bestrijden
- wij zouden bestrijden
- jullie zouden bestrijden
- zij zouden bestrijden
Conditional present
- I would question
- you would question
- he/she/it would question
- we would question
- you would question
- they would question
Conditionalis II
- ik zou hebben bestreden
- jij zou hebben bestreden
- hij/zij/het zou hebben bestreden
- wij zouden hebben bestreden
- jullie zouden hebben bestreden
- zij zouden hebben bestreden
Conditional perfect
- I would have questioned
- you would have questioned
- he/she/it would have questioned
- we would have questioned
- you would have questioned
- they would have questioned
Imperatief
- jij bestrijd
- jullie bestrijdt
Imperative
- you question
- you question