Vervoeging van betoveren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik betover
  • jij betovert
  • hij/zij/het betovert
  • wij betoveren
  • jullie betoveren
  • zij betoveren

Präsens Indikativ

  • ich packe
  • du packst
  • er/sie/es packt
  • wir packen
  • ihr packt
  • sie packen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik betoverde
  • jij betoverde
  • hij/zij/het betoverde
  • wij betoverden
  • jullie betoverden
  • zij betoverden

Präteritum Indikativ

  • ich packte
  • du packtest
  • er/sie/es packte
  • wir packten
  • ihr packtet
  • sie packten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb betoverd
  • jij hebt betoverd
  • hij/zij/het heeft betoverd
  • wij hebben betoverd
  • jullie hebben betoverd
  • zij hebben betoverd

Perfekt Indikativ

  • ich habe gepackt
  • du hast gepackt
  • er/sie/es hat gepackt
  • wir haben gepackt
  • ihr habt gepackt
  • sie haben gepackt

Voltooid verleden tijd

  • ik had betoverd
  • jij had betoverd
  • hij/zij/het had betoverd
  • wij hadden betoverd
  • jullie hadden betoverd
  • zij hadden betoverd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte gepackt
  • du hattest gepackt
  • er/sie/es hatte gepackt
  • wir hatten gepackt
  • ihr hattet gepackt
  • sie hatten gepackt

Toekomende tijd I

  • ik zal betoveren
  • jij zult betoveren
  • hij/zij/het zal betoveren
  • wij zullen betoveren
  • jullie zullen betoveren
  • zij zullen betoveren

Futur I Indikativ

  • ich werde packen
  • du wirst packen
  • er/sie/es wird packen
  • wir werden packen
  • ihr werdet packen
  • sie werden packen

Toekomende tijd II

  • ik zal betoverd hebben
  • jij zult betoverd hebben
  • hij/zij/het zal betoverd hebben
  • wij zullen betoverd hebben
  • jullie zullen betoverd hebben
  • zij zullen betoverd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde gepackt haben
  • du wirst gepackt haben
  • er/sie/es wird gepackt haben
  • wir werden gepackt haben
  • ihr werdet gepackt haben
  • sie werden gepackt haben

Conditionalis I

  • ik zou betoveren
  • jij zou betoveren
  • hij/zij/het zou betoveren
  • wij zouden betoveren
  • jullie zouden betoveren
  • zij zouden betoveren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde packen
  • du würdest packen
  • er/sie/es würde packen
  • wir würden packen
  • ihr würdet packen
  • sie würden packen

Conditionalis II

  • ik zou hebben betoverd
  • jij zou hebben betoverd
  • hij/zij/het zou hebben betoverd
  • wij zouden hebben betoverd
  • jullie zouden hebben betoverd
  • zij zouden hebben betoverd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde gepackt haben
  • du würdest gepackt haben
  • er/sie/es würde gepackt haben
  • wir würden gepackt haben
  • ihr würdet gepackt haben
  • sie würden gepackt haben

Imperatief

  • jij betover
  • jullie betovert

Imperativ

  • du pack(e)
  • ihr packt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van betoveren