Vervoeging van betoveren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik betover
  • jij betovert
  • hij/zij/het betovert
  • wij betoveren
  • jullie betoveren
  • zij betoveren

Present

  • I becharm
  • you becharm
  • he/she/it becharms
  • we becharm
  • you becharm
  • they becharm

Onvoltooid verleden tijd

  • ik betoverde
  • jij betoverde
  • hij/zij/het betoverde
  • wij betoverden
  • jullie betoverden
  • zij betoverden

Simple past

  • I becharmed
  • you becharmed
  • he/she/it becharmed
  • we becharmed
  • you becharmed
  • they becharmed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb betoverd
  • jij hebt betoverd
  • hij/zij/het heeft betoverd
  • wij hebben betoverd
  • jullie hebben betoverd
  • zij hebben betoverd

Present perfect

  • I have becharmed
  • you have becharmed
  • he/she/it has becharmed
  • we have becharmed
  • you have becharmed
  • they have becharmed

Voltooid verleden tijd

  • ik had betoverd
  • jij had betoverd
  • hij/zij/het had betoverd
  • wij hadden betoverd
  • jullie hadden betoverd
  • zij hadden betoverd

Past perfect

  • I had becharmed
  • you had becharmed
  • he/she/it had becharmed
  • we had becharmed
  • you had becharmed
  • they had becharmed

Toekomende tijd I

  • ik zal betoveren
  • jij zult betoveren
  • hij/zij/het zal betoveren
  • wij zullen betoveren
  • jullie zullen betoveren
  • zij zullen betoveren

Future

  • I will becharm
  • you will becharm
  • he/she/it will becharm
  • we will becharm
  • you will becharm
  • they will becharm

Toekomende tijd II

  • ik zal betoverd hebben
  • jij zult betoverd hebben
  • hij/zij/het zal betoverd hebben
  • wij zullen betoverd hebben
  • jullie zullen betoverd hebben
  • zij zullen betoverd hebben

Future perfect

  • I will have becharmed
  • you will have becharmed
  • he/she/it will have becharmed
  • we will have becharmed
  • you will have becharmed
  • they will have becharmed

Conditionalis I

  • ik zou betoveren
  • jij zou betoveren
  • hij/zij/het zou betoveren
  • wij zouden betoveren
  • jullie zouden betoveren
  • zij zouden betoveren

Conditional present

  • I would becharm
  • you would becharm
  • he/she/it would becharm
  • we would becharm
  • you would becharm
  • they would becharm

Conditionalis II

  • ik zou hebben betoverd
  • jij zou hebben betoverd
  • hij/zij/het zou hebben betoverd
  • wij zouden hebben betoverd
  • jullie zouden hebben betoverd
  • zij zouden hebben betoverd

Conditional perfect

  • I would have becharmed
  • you would have becharmed
  • he/she/it would have becharmed
  • we would have becharmed
  • you would have becharmed
  • they would have becharmed

Imperatief

  • jij betover
  • jullie betovert

Imperative

  • you becharm
  • you becharm

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van betoveren