Vervoeging van betreffen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik betref
  • jij betreft
  • hij/zij/het betreft
  • wij betreffen
  • jullie betreffen
  • zij betreffen

Präsens Indikativ

  • ich betreffe
  • du betriffst
  • er/sie/es betrifft
  • wir betreffen
  • ihr betrefft
  • sie betreffen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik betrof
  • jij betrof
  • hij/zij/het betrof
  • wij betroffen
  • jullie betroffen
  • zij betroffen

Präteritum Indikativ

  • ich betraf
  • du betrafst
  • er/sie/es betraf
  • wir betrafen
  • ihr betraft
  • sie betrafen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb betroffen
  • jij hebt betroffen
  • hij/zij/het heeft betroffen
  • wij hebben betroffen
  • jullie hebben betroffen
  • zij hebben betroffen

Perfekt Indikativ

  • ich habe betroffen
  • du hast betroffen
  • er/sie/es hat betroffen
  • wir haben betroffen
  • ihr habt betroffen
  • sie haben betroffen

Voltooid verleden tijd

  • ik had betroffen
  • jij had betroffen
  • hij/zij/het had betroffen
  • wij hadden betroffen
  • jullie hadden betroffen
  • zij hadden betroffen

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte betroffen
  • du hattest betroffen
  • er/sie/es hatte betroffen
  • wir hatten betroffen
  • ihr hattet betroffen
  • sie hatten betroffen

Toekomende tijd I

  • ik zal betreffen
  • jij zult betreffen
  • hij/zij/het zal betreffen
  • wij zullen betreffen
  • jullie zullen betreffen
  • zij zullen betreffen

Futur I Indikativ

  • ich werde betreffen
  • du wirst betreffen
  • er/sie/es wird betreffen
  • wir werden betreffen
  • ihr werdet betreffen
  • sie werden betreffen

Toekomende tijd II

  • ik zal betroffen hebben
  • jij zult betroffen hebben
  • hij/zij/het zal betroffen hebben
  • wij zullen betroffen hebben
  • jullie zullen betroffen hebben
  • zij zullen betroffen hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde betroffen haben
  • du wirst betroffen haben
  • er/sie/es wird betroffen haben
  • wir werden betroffen haben
  • ihr werdet betroffen haben
  • sie werden betroffen haben

Conditionalis I

  • ik zou betreffen
  • jij zou betreffen
  • hij/zij/het zou betreffen
  • wij zouden betreffen
  • jullie zouden betreffen
  • zij zouden betreffen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde betreffen
  • du würdest betreffen
  • er/sie/es würde betreffen
  • wir würden betreffen
  • ihr würdet betreffen
  • sie würden betreffen

Conditionalis II

  • ik zou hebben betroffen
  • jij zou hebben betroffen
  • hij/zij/het zou hebben betroffen
  • wij zouden hebben betroffen
  • jullie zouden hebben betroffen
  • zij zouden hebben betroffen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde betroffen haben
  • du würdest betroffen haben
  • er/sie/es würde betroffen haben
  • wir würden betroffen haben
  • ihr würdet betroffen haben
  • sie würden betroffen haben

Imperatief

  • jij betref
  • jullie betreft

Imperativ

  • du betriff
  • ihr betrefft

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van betreffen