Vervoeging van bezingen
Onbepaalde wijs (infinitief): bezingen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bezing
- jij bezingt
- hij/zij/het bezingt
- wij bezingen
- jullie bezingen
- zij bezingen
Present
- I tattle
- you tattle
- he/she/it tattles
- we tattle
- you tattle
- they tattle
Onvoltooid verleden tijd
- ik bezong
- jij bezong
- hij/zij/het bezong
- wij bezongen
- jullie bezongen
- zij bezongen
Simple past
- I tattled
- you tattled
- he/she/it tattled
- we tattled
- you tattled
- they tattled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bezongen
- jij hebt bezongen
- hij/zij/het heeft bezongen
- wij hebben bezongen
- jullie hebben bezongen
- zij hebben bezongen
Present perfect
- I have tattled
- you have tattled
- he/she/it has tattled
- we have tattled
- you have tattled
- they have tattled
Voltooid verleden tijd
- ik had bezongen
- jij had bezongen
- hij/zij/het had bezongen
- wij hadden bezongen
- jullie hadden bezongen
- zij hadden bezongen
Past perfect
- I had tattled
- you had tattled
- he/she/it had tattled
- we had tattled
- you had tattled
- they had tattled
Toekomende tijd I
- ik zal bezingen
- jij zult bezingen
- hij/zij/het zal bezingen
- wij zullen bezingen
- jullie zullen bezingen
- zij zullen bezingen
Future
- I will tattle
- you will tattle
- he/she/it will tattle
- we will tattle
- you will tattle
- they will tattle
Toekomende tijd II
- ik zal bezongen hebben
- jij zult bezongen hebben
- hij/zij/het zal bezongen hebben
- wij zullen bezongen hebben
- jullie zullen bezongen hebben
- zij zullen bezongen hebben
Future perfect
- I will have tattled
- you will have tattled
- he/she/it will have tattled
- we will have tattled
- you will have tattled
- they will have tattled
Conditionalis I
- ik zou bezingen
- jij zou bezingen
- hij/zij/het zou bezingen
- wij zouden bezingen
- jullie zouden bezingen
- zij zouden bezingen
Conditional present
- I would tattle
- you would tattle
- he/she/it would tattle
- we would tattle
- you would tattle
- they would tattle
Conditionalis II
- ik zou hebben bezongen
- jij zou hebben bezongen
- hij/zij/het zou hebben bezongen
- wij zouden hebben bezongen
- jullie zouden hebben bezongen
- zij zouden hebben bezongen
Conditional perfect
- I would have tattled
- you would have tattled
- he/she/it would have tattled
- we would have tattled
- you would have tattled
- they would have tattled
Imperatief
- jij bezing
- jullie bezingt
Imperative
- you tattle
- you tattle