Vervoeging van bidden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bid
- jij bidt
- hij/zij/het bidt
- wij bidden
- jullie bidden
- zij bidden
Indicativo presente
- yo oro
- tú oras
- él/ella ora
- nosotros oramos
- vosotros oráis
- ellos/ellas oran
Onvoltooid verleden tijd
- ik bad
- jij bad
- hij/zij/het bad
- wij baden
- jullie baden
- zij baden
Indefinido
- yo oré
- tú oraste
- él/ella oró
- nosotros oramos
- vosotros orasteis
- ellos/ellas oraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebeden
- jij hebt gebeden
- hij/zij/het heeft gebeden
- wij hebben gebeden
- jullie hebben gebeden
- zij hebben gebeden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he orado
- tú has orado
- él/ella ha orado
- nosotros hemos orado
- vosotros habéis orado
- ellos/ellas han orado
Voltooid verleden tijd
- ik had gebeden
- jij had gebeden
- hij/zij/het had gebeden
- wij hadden gebeden
- jullie hadden gebeden
- zij hadden gebeden
Pluscuamperfecto
- yo había orado
- tú habías orado
- él/ella había orado
- nosotros habíamos orado
- vosotros habíais orado
- ellos/ellas habían orado
Toekomende tijd I
- ik zal bidden
- jij zult bidden
- hij/zij/het zal bidden
- wij zullen bidden
- jullie zullen bidden
- zij zullen bidden
Futuro I
- yo oraré
- tú orarás
- él/ella orará
- nosotros oraremos
- vosotros oraréis
- ellos/ellas orarán
Toekomende tijd II
- ik zal gebeden hebben
- jij zult gebeden hebben
- hij/zij/het zal gebeden hebben
- wij zullen gebeden hebben
- jullie zullen gebeden hebben
- zij zullen gebeden hebben
Futuro perfecto
- yo habré orado
- tú habrás orado
- él/ella habrá orado
- nosotros habremos orado
- vosotros habréis orado
- ellos/ellas habrán orado
Conditionalis I
- ik zou bidden
- jij zou bidden
- hij/zij/het zou bidden
- wij zouden bidden
- jullie zouden bidden
- zij zouden bidden
Condicional
- yo oraría
- tú orarías
- él/ella oraría
- nosotros oraríamos
- vosotros oraríais
- ellos/ellas orarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gebeden
- jij zou hebben gebeden
- hij/zij/het zou hebben gebeden
- wij zouden hebben gebeden
- jullie zouden hebben gebeden
- zij zouden hebben gebeden
Condicional perfecto
- yo habría orado
- tú habrías orado
- él/ella habría orado
- nosotros habríamos orado
- vosotros habríais orado
- ellos/ellas habrían orado
Imperatief
- jij bid
- jullie bidt
Imperativo presente
- tú ora
- vosotros orad