Vervoeging van bijmengen
Onbepaalde wijs (infinitief): bijmengen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meng bij
- jij mengt bij
- hij/zij/het mengt bij
- wij mengen bij
- jullie mengen bij
- zij mengen bij
Präsens Indikativ
- ich tue hinzu
- du tust hinzu
- er/sie/es tut hinzu
- wir tun hinzu
- ihr tut hinzu
- sie tun hinzu
Onvoltooid verleden tijd
- ik mengde bij
- jij mengde bij
- hij/zij/het mengde bij
- wij mengden bij
- jullie mengden bij
- zij mengden bij
Präteritum Indikativ
- ich tat hinzu
- du tatest hinzu
- er/sie/es tat hinzu
- wir taten hinzu
- ihr tatet hinzu
- sie taten hinzu
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgemengd
- jij hebt bijgemengd
- hij/zij/het heeft bijgemengd
- wij hebben bijgemengd
- jullie hebben bijgemengd
- zij hebben bijgemengd
Perfekt Indikativ
- ich habe hinzugetan
- du hast hinzugetan
- er/sie/es hat hinzugetan
- wir haben hinzugetan
- ihr habt hinzugetan
- sie haben hinzugetan
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgemengd
- jij had bijgemengd
- hij/zij/het had bijgemengd
- wij hadden bijgemengd
- jullie hadden bijgemengd
- zij hadden bijgemengd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte hinzugetan
- du hattest hinzugetan
- er/sie/es hatte hinzugetan
- wir hatten hinzugetan
- ihr hattet hinzugetan
- sie hatten hinzugetan
Toekomende tijd I
- ik zal bijmengen
- jij zult bijmengen
- hij/zij/het zal bijmengen
- wij zullen bijmengen
- jullie zullen bijmengen
- zij zullen bijmengen
Futur I Indikativ
- ich werde hinzutun
- du wirst hinzutun
- er/sie/es wird hinzutun
- wir werden hinzutun
- ihr werdet hinzutun
- sie werden hinzutun
Toekomende tijd II
- ik zal bijgemengd hebben
- jij zult bijgemengd hebben
- hij/zij/het zal bijgemengd hebben
- wij zullen bijgemengd hebben
- jullie zullen bijgemengd hebben
- zij zullen bijgemengd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde hinzugetan haben
- du wirst hinzugetan haben
- er/sie/es wird hinzugetan haben
- wir werden hinzugetan haben
- ihr werdet hinzugetan haben
- sie werden hinzugetan haben
Conditionalis I
- ik zou bijmengen
- jij zou bijmengen
- hij/zij/het zou bijmengen
- wij zouden bijmengen
- jullie zouden bijmengen
- zij zouden bijmengen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde hinzutun
- du würdest hinzutun
- er/sie/es würde hinzutun
- wir würden hinzutun
- ihr würdet hinzutun
- sie würden hinzutun
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgemengd
- jij zou hebben bijgemengd
- hij/zij/het zou hebben bijgemengd
- wij zouden hebben bijgemengd
- jullie zouden hebben bijgemengd
- zij zouden hebben bijgemengd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde hinzugetan haben
- du würdest hinzugetan haben
- er/sie/es würde hinzugetan haben
- wir würden hinzugetan haben
- ihr würdet hinzugetan haben
- sie würden hinzugetan haben
Imperatief
- jij meng bij
- jullie mengt bij
Imperativ
- du tu(e) hinzu
- ihr tut hinzu