Vervoeging van bill
Onbepaalde wijs (infinitief): to bill
Engels
Nederlands
Present
- I bill
- you bill
- he/she/it bills
- we bill
- you bill
- they bill
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik declareer
- jij declareert
- hij/zij/het declareert
- wij declareren
- jullie declareren
- zij declareren
Simple past
- I billed
- you billed
- he/she/it billed
- we billed
- you billed
- they billed
Onvoltooid verleden tijd
- ik declareerde
- jij declareerde
- hij/zij/het declareerde
- wij declareerden
- jullie declareerden
- zij declareerden
Present perfect
- I have billed
- you have billed
- he/she/it has billed
- we have billed
- you have billed
- they have billed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedeclareerd
- jij hebt gedeclareerd
- hij/zij/het heeft gedeclareerd
- wij hebben gedeclareerd
- jullie hebben gedeclareerd
- zij hebben gedeclareerd
Past perfect
- I had billed
- you had billed
- he/she/it had billed
- we had billed
- you had billed
- they had billed
Voltooid verleden tijd
- ik had gedeclareerd
- jij had gedeclareerd
- hij/zij/het had gedeclareerd
- wij hadden gedeclareerd
- jullie hadden gedeclareerd
- zij hadden gedeclareerd
Future
- I will bill
- you will bill
- he/she/it will bill
- we will bill
- you will bill
- they will bill
Toekomende tijd I
- ik zal declareren
- jij zult declareren
- hij/zij/het zal declareren
- wij zullen declareren
- jullie zullen declareren
- zij zullen declareren
Future perfect
- I will have billed
- you will have billed
- he/she/it will have billed
- we will have billed
- you will have billed
- they will have billed
Toekomende tijd II
- ik zal gedeclareerd hebben
- jij zult gedeclareerd hebben
- hij/zij/het zal gedeclareerd hebben
- wij zullen gedeclareerd hebben
- jullie zullen gedeclareerd hebben
- zij zullen gedeclareerd hebben
Conditional present
- I would bill
- you would bill
- he/she/it would bill
- we would bill
- you would bill
- they would bill
Conditionalis I
- ik zou declareren
- jij zou declareren
- hij/zij/het zou declareren
- wij zouden declareren
- jullie zouden declareren
- zij zouden declareren
Conditional perfect
- I would have billed
- you would have billed
- he/she/it would have billed
- we would have billed
- you would have billed
- they would have billed
Conditionalis II
- ik zou hebben gedeclareerd
- jij zou hebben gedeclareerd
- hij/zij/het zou hebben gedeclareerd
- wij zouden hebben gedeclareerd
- jullie zouden hebben gedeclareerd
- zij zouden hebben gedeclareerd
Imperative
- you bill
- you bill
Imperatief
- jij declareer
- jullie declareert