Vervoeging van binnenrukken
Onbepaalde wijs (infinitief): binnenrukken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ruk binnen
- jij rukt binnen
- hij/zij/het rukt binnen
- wij rukken binnen
- jullie rukken binnen
- zij rukken binnen
Present
- I overrun
- you overrun
- he/she/it overruns
- we overrun
- you overrun
- they overrun
Onvoltooid verleden tijd
- ik rukte binnen
- jij rukte binnen
- hij/zij/het rukte binnen
- wij rukten binnen
- jullie rukten binnen
- zij rukten binnen
Simple past
- I overran
- you overran
- he/she/it overran
- we overran
- you overran
- they overran
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben binnengerukt
- jij bent binnengerukt
- hij/zij/het is binnengerukt
- wij zijn binnengerukt
- jullie zijn binnengerukt
- zij zijn binnengerukt
Present perfect
- I have overrun
- you have overrun
- he/she/it has overrun
- we have overrun
- you have overrun
- they have overrun
Voltooid verleden tijd
- ik was binnengerukt
- jij was binnengerukt
- hij/zij/het was binnengerukt
- wij waren binnengerukt
- jullie waren binnengerukt
- zij waren binnengerukt
Past perfect
- I had overrun
- you had overrun
- he/she/it had overrun
- we had overrun
- you had overrun
- they had overrun
Toekomende tijd I
- ik zal binnenrukken
- jij zult binnenrukken
- hij/zij/het zal binnenrukken
- wij zullen binnenrukken
- jullie zullen binnenrukken
- zij zullen binnenrukken
Future
- I will overrun
- you will overrun
- he/she/it will overrun
- we will overrun
- you will overrun
- they will overrun
Toekomende tijd II
- ik zal binnengerukt zijn
- jij zult binnengerukt zijn
- hij/zij/het zal binnengerukt zijn
- wij zullen binnengerukt zijn
- jullie zullen binnengerukt zijn
- zij zullen binnengerukt zijn
Future perfect
- I will have overrun
- you will have overrun
- he/she/it will have overrun
- we will have overrun
- you will have overrun
- they will have overrun
Conditionalis I
- ik zou binnenrukken
- jij zou binnenrukken
- hij/zij/het zou binnenrukken
- wij zouden binnenrukken
- jullie zouden binnenrukken
- zij zouden binnenrukken
Conditional present
- I would overrun
- you would overrun
- he/she/it would overrun
- we would overrun
- you would overrun
- they would overrun
Conditionalis II
- ik zou zijn binnengerukt
- jij zou zijn binnengerukt
- hij/zij/het zou zijn binnengerukt
- wij zouden zijn binnengerukt
- jullie zouden zijn binnengerukt
- zij zouden zijn binnengerukt
Conditional perfect
- I would have overrun
- you would have overrun
- he/she/it would have overrun
- we would have overrun
- you would have overrun
- they would have overrun
Imperatief
- jij ruk binnen
- jullie rukt binnen
Imperative
- you overrun
- you overrun