Vervoeging van blijven
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blijf
- jij blijft
- hij/zij/het blijft
- wij blijven
- jullie blijven
- zij blijven
Present
- I uphold
- you uphold
- he/she/it upholds
- we uphold
- you uphold
- they uphold
Onvoltooid verleden tijd
- ik bleef
- jij bleef
- hij/zij/het bleef
- wij bleven
- jullie bleven
- zij bleven
Simple past
- I upheld
- you upheld
- he/she/it upheld
- we upheld
- you upheld
- they upheld
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben gebleven
- jij bent gebleven
- hij/zij/het is gebleven
- wij zijn gebleven
- jullie zijn gebleven
- zij zijn gebleven
Present perfect
- I have upheld
- you have upheld
- he/she/it has upheld
- we have upheld
- you have upheld
- they have upheld
Voltooid verleden tijd
- ik was gebleven
- jij was gebleven
- hij/zij/het was gebleven
- wij waren gebleven
- jullie waren gebleven
- zij waren gebleven
Past perfect
- I had upheld
- you had upheld
- he/she/it had upheld
- we had upheld
- you had upheld
- they had upheld
Toekomende tijd I
- ik zal blijven
- jij zult blijven
- hij/zij/het zal blijven
- wij zullen blijven
- jullie zullen blijven
- zij zullen blijven
Future
- I will uphold
- you will uphold
- he/she/it will uphold
- we will uphold
- you will uphold
- they will uphold
Toekomende tijd II
- ik zal gebleven zijn
- jij zult gebleven zijn
- hij/zij/het zal gebleven zijn
- wij zullen gebleven zijn
- jullie zullen gebleven zijn
- zij zullen gebleven zijn
Future perfect
- I will have upheld
- you will have upheld
- he/she/it will have upheld
- we will have upheld
- you will have upheld
- they will have upheld
Conditionalis I
- ik zou blijven
- jij zou blijven
- hij/zij/het zou blijven
- wij zouden blijven
- jullie zouden blijven
- zij zouden blijven
Conditional present
- I would uphold
- you would uphold
- he/she/it would uphold
- we would uphold
- you would uphold
- they would uphold
Conditionalis II
- ik zou zijn gebleven
- jij zou zijn gebleven
- hij/zij/het zou zijn gebleven
- wij zouden zijn gebleven
- jullie zouden zijn gebleven
- zij zouden zijn gebleven
Conditional perfect
- I would have upheld
- you would have upheld
- he/she/it would have upheld
- we would have upheld
- you would have upheld
- they would have upheld
Imperatief
- jij blijf
- jullie blijft
Imperative
- you uphold
- you uphold