Vervoeging van blokkeren
Onbepaalde wijs (infinitief): blokkeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blokkeer
- jij blokkeert
- hij/zij/het blokkeert
- wij blokkeren
- jullie blokkeren
- zij blokkeren
Present
- I corner
- you corner
- he/she/it corners
- we corner
- you corner
- they corner
Onvoltooid verleden tijd
- ik blokkeerde
- jij blokkeerde
- hij/zij/het blokkeerde
- wij blokkeerden
- jullie blokkeerden
- zij blokkeerden
Simple past
- I cornered
- you cornered
- he/she/it cornered
- we cornered
- you cornered
- they cornered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geblokkeerd
- jij hebt geblokkeerd
- hij/zij/het heeft geblokkeerd
- wij hebben geblokkeerd
- jullie hebben geblokkeerd
- zij hebben geblokkeerd
Present perfect
- I have cornered
- you have cornered
- he/she/it has cornered
- we have cornered
- you have cornered
- they have cornered
Voltooid verleden tijd
- ik had geblokkeerd
- jij had geblokkeerd
- hij/zij/het had geblokkeerd
- wij hadden geblokkeerd
- jullie hadden geblokkeerd
- zij hadden geblokkeerd
Past perfect
- I had cornered
- you had cornered
- he/she/it had cornered
- we had cornered
- you had cornered
- they had cornered
Toekomende tijd I
- ik zal blokkeren
- jij zult blokkeren
- hij/zij/het zal blokkeren
- wij zullen blokkeren
- jullie zullen blokkeren
- zij zullen blokkeren
Future
- I will corner
- you will corner
- he/she/it will corner
- we will corner
- you will corner
- they will corner
Toekomende tijd II
- ik zal geblokkeerd hebben
- jij zult geblokkeerd hebben
- hij/zij/het zal geblokkeerd hebben
- wij zullen geblokkeerd hebben
- jullie zullen geblokkeerd hebben
- zij zullen geblokkeerd hebben
Future perfect
- I will have cornered
- you will have cornered
- he/she/it will have cornered
- we will have cornered
- you will have cornered
- they will have cornered
Conditionalis I
- ik zou blokkeren
- jij zou blokkeren
- hij/zij/het zou blokkeren
- wij zouden blokkeren
- jullie zouden blokkeren
- zij zouden blokkeren
Conditional present
- I would corner
- you would corner
- he/she/it would corner
- we would corner
- you would corner
- they would corner
Conditionalis II
- ik zou hebben geblokkeerd
- jij zou hebben geblokkeerd
- hij/zij/het zou hebben geblokkeerd
- wij zouden hebben geblokkeerd
- jullie zouden hebben geblokkeerd
- zij zouden hebben geblokkeerd
Conditional perfect
- I would have cornered
- you would have cornered
- he/she/it would have cornered
- we would have cornered
- you would have cornered
- they would have cornered
Imperatief
- jij blokkeer
- jullie blokkeert
Imperative
- you corner
- you corner