Vervoeging van boeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boer
- jij boert
- hij/zij/het boert
- wij boeren
- jullie boeren
- zij boeren
Indicativo presente
- yo regüeldo
- tú regüeldas
- él/ella regüelda
- nosotros regoldamos
- vosotros regoldáis
- ellos/ellas regüeldan
Onvoltooid verleden tijd
- ik boerde
- jij boerde
- hij/zij/het boerde
- wij boerden
- jullie boerden
- zij boerden
Indefinido
- yo regoldé
- tú regoldaste
- él/ella regoldó
- nosotros regoldamos
- vosotros regoldasteis
- ellos/ellas regoldaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geboerd
- jij hebt geboerd
- hij/zij/het heeft geboerd
- wij hebben geboerd
- jullie hebben geboerd
- zij hebben geboerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he regoldado
- tú has regoldado
- él/ella ha regoldado
- nosotros hemos regoldado
- vosotros habéis regoldado
- ellos/ellas han regoldado
Voltooid verleden tijd
- ik had geboerd
- jij had geboerd
- hij/zij/het had geboerd
- wij hadden geboerd
- jullie hadden geboerd
- zij hadden geboerd
Pluscuamperfecto
- yo había regoldado
- tú habías regoldado
- él/ella había regoldado
- nosotros habíamos regoldado
- vosotros habíais regoldado
- ellos/ellas habían regoldado
Toekomende tijd I
- ik zal boeren
- jij zult boeren
- hij/zij/het zal boeren
- wij zullen boeren
- jullie zullen boeren
- zij zullen boeren
Futuro I
- yo regoldaré
- tú regoldarás
- él/ella regoldará
- nosotros regoldaremos
- vosotros regoldaréis
- ellos/ellas regoldarán
Toekomende tijd II
- ik zal geboerd hebben
- jij zult geboerd hebben
- hij/zij/het zal geboerd hebben
- wij zullen geboerd hebben
- jullie zullen geboerd hebben
- zij zullen geboerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré regoldado
- tú habrás regoldado
- él/ella habrá regoldado
- nosotros habremos regoldado
- vosotros habréis regoldado
- ellos/ellas habrán regoldado
Conditionalis I
- ik zou boeren
- jij zou boeren
- hij/zij/het zou boeren
- wij zouden boeren
- jullie zouden boeren
- zij zouden boeren
Condicional
- yo regoldaría
- tú regoldarías
- él/ella regoldaría
- nosotros regoldaríamos
- vosotros regoldaríais
- ellos/ellas regoldarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geboerd
- jij zou hebben geboerd
- hij/zij/het zou hebben geboerd
- wij zouden hebben geboerd
- jullie zouden hebben geboerd
- zij zouden hebben geboerd
Condicional perfecto
- yo habría regoldado
- tú habrías regoldado
- él/ella habría regoldado
- nosotros habríamos regoldado
- vosotros habríais regoldado
- ellos/ellas habrían regoldado
Imperatief
- jij boer
- jullie boert
Imperativo presente
- tú regüelda
- vosotros regoldad