Vervoeging van bound
Onbepaalde wijs (infinitief): to bound
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it bounds
- they bound
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het grenst
- zij grenzen
Simple past
- he/she/it bounded
- they bounded
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het grensde
- zij grensden
Present perfect
- he/she/it has bounded
- they have bounded
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gegrensd
- zij hebben gegrensd
Past perfect
- he/she/it had bounded
- they had bounded
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gegrensd
- zij hadden gegrensd
Future
- he/she/it will bound
- they will bound
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal grenzen
- zij zult grenzen
Future perfect
- he/she/it will have bounded
- they will have bounded
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gegrensd hebben
- zij zult gegrensd hebben
Conditional present
- he/she/it would bound
- they would bound
Conditionalis I
- hij/zij/het zal grenzen
- zij zullen grenzen
Conditional perfect
- he/she/it would have bounded
- they would have bounded
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gegrensd
- zij zullen hebben gegrensd