Vervoeging van bow

Engels

Nederlands

Present

  • I bow
  • you bow
  • he/she/it bows
  • we bow
  • you bow
  • they bow

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loop krom
  • jij loopt krom
  • hij/zij/het loopt krom
  • wij lopen krom
  • jullie lopen krom
  • zij lopen krom

Simple past

  • I bowed
  • you bowed
  • he/she/it bowed
  • we bowed
  • you bowed
  • they bowed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liep krom
  • jij liep krom
  • hij/zij/het liep krom
  • wij liepen krom
  • jullie liepen krom
  • zij liepen krom

Present perfect

  • I have bowed
  • you have bowed
  • he/she/it has bowed
  • we have bowed
  • you have bowed
  • they have bowed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb kromgelopen
  • jij hebt kromgelopen
  • hij/zij/het heeft kromgelopen
  • wij hebben kromgelopen
  • jullie hebben kromgelopen
  • zij hebben kromgelopen

Past perfect

  • I had bowed
  • you had bowed
  • he/she/it had bowed
  • we had bowed
  • you had bowed
  • they had bowed

Voltooid verleden tijd

  • ik had kromgelopen
  • jij had kromgelopen
  • hij/zij/het had kromgelopen
  • wij hadden kromgelopen
  • jullie hadden kromgelopen
  • zij hadden kromgelopen

Future

  • I will bow
  • you will bow
  • he/she/it will bow
  • we will bow
  • you will bow
  • they will bow

Toekomende tijd I

  • ik zal kromlopen
  • jij zult kromlopen
  • hij/zij/het zal kromlopen
  • wij zullen kromlopen
  • jullie zullen kromlopen
  • zij zullen kromlopen

Future perfect

  • I will have bowed
  • you will have bowed
  • he/she/it will have bowed
  • we will have bowed
  • you will have bowed
  • they will have bowed

Toekomende tijd II

  • ik zal kromgelopen hebben
  • jij zult kromgelopen hebben
  • hij/zij/het zal kromgelopen hebben
  • wij zullen kromgelopen hebben
  • jullie zullen kromgelopen hebben
  • zij zullen kromgelopen hebben

Conditional present

  • I would bow
  • you would bow
  • he/she/it would bow
  • we would bow
  • you would bow
  • they would bow

Conditionalis I

  • ik zou kromlopen
  • jij zou kromlopen
  • hij/zij/het zou kromlopen
  • wij zouden kromlopen
  • jullie zouden kromlopen
  • zij zouden kromlopen

Conditional perfect

  • I would have bowed
  • you would have bowed
  • he/she/it would have bowed
  • we would have bowed
  • you would have bowed
  • they would have bowed

Conditionalis II

  • ik zou hebben kromgelopen
  • jij zou hebben kromgelopen
  • hij/zij/het zou hebben kromgelopen
  • wij zouden hebben kromgelopen
  • jullie zouden hebben kromgelopen
  • zij zouden hebben kromgelopen

Imperative

  • you bow
  • you bow

Imperatief

  • jij loop krom
  • jullie loopt krom

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van bow