Vervoeging van broaden

Engels

Nederlands

Present

  • I broaden
  • you broaden
  • he/she/it broadens
  • we broaden
  • you broaden
  • they broaden

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verruim
  • jij verruimt
  • hij/zij/het verruimt
  • wij verruimen
  • jullie verruimen
  • zij verruimen

Simple past

  • I broadened
  • you broadened
  • he/she/it broadened
  • we broadened
  • you broadened
  • they broadened

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verruimde
  • jij verruimde
  • hij/zij/het verruimde
  • wij verruimden
  • jullie verruimden
  • zij verruimden

Present perfect

  • I have broadened
  • you have broadened
  • he/she/it has broadened
  • we have broadened
  • you have broadened
  • they have broadened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verruimd
  • jij hebt verruimd
  • hij/zij/het heeft verruimd
  • wij hebben verruimd
  • jullie hebben verruimd
  • zij hebben verruimd

Past perfect

  • I had broadened
  • you had broadened
  • he/she/it had broadened
  • we had broadened
  • you had broadened
  • they had broadened

Voltooid verleden tijd

  • ik had verruimd
  • jij had verruimd
  • hij/zij/het had verruimd
  • wij hadden verruimd
  • jullie hadden verruimd
  • zij hadden verruimd

Future

  • I will broaden
  • you will broaden
  • he/she/it will broaden
  • we will broaden
  • you will broaden
  • they will broaden

Toekomende tijd I

  • ik zal verruimen
  • jij zult verruimen
  • hij/zij/het zal verruimen
  • wij zullen verruimen
  • jullie zullen verruimen
  • zij zullen verruimen

Future perfect

  • I will have broadened
  • you will have broadened
  • he/she/it will have broadened
  • we will have broadened
  • you will have broadened
  • they will have broadened

Toekomende tijd II

  • ik zal verruimd hebben
  • jij zult verruimd hebben
  • hij/zij/het zal verruimd hebben
  • wij zullen verruimd hebben
  • jullie zullen verruimd hebben
  • zij zullen verruimd hebben

Conditional present

  • I would broaden
  • you would broaden
  • he/she/it would broaden
  • we would broaden
  • you would broaden
  • they would broaden

Conditionalis I

  • ik zou verruimen
  • jij zou verruimen
  • hij/zij/het zou verruimen
  • wij zouden verruimen
  • jullie zouden verruimen
  • zij zouden verruimen

Conditional perfect

  • I would have broadened
  • you would have broadened
  • he/she/it would have broadened
  • we would have broadened
  • you would have broadened
  • they would have broadened

Conditionalis II

  • ik zou hebben verruimd
  • jij zou hebben verruimd
  • hij/zij/het zou hebben verruimd
  • wij zouden hebben verruimd
  • jullie zouden hebben verruimd
  • zij zouden hebben verruimd

Imperative

  • you broaden
  • you broaden

Imperatief

  • jij verruim
  • jullie verruimt

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van broaden