Vervoeging van burgeon

Engels

Nederlands

Present

  • I burgeon
  • you burgeon
  • he/she/it burgeons
  • we burgeon
  • you burgeon
  • they burgeon

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik spruit uit
  • jij spruit uit
  • hij/zij/het spruit uit
  • wij spruiten uit
  • jullie spruiten uit
  • zij spruiten uit

Simple past

  • I burgeoned
  • you burgeoned
  • he/she/it burgeoned
  • we burgeoned
  • you burgeoned
  • they burgeoned

Onvoltooid verleden tijd

  • ik sproot uit
  • jij sproot uit
  • hij/zij/het sproot uit
  • wij sproten uit
  • jullie sproten uit
  • zij sproten uit

Present perfect

  • I have burgeoned
  • you have burgeoned
  • he/she/it has burgeoned
  • we have burgeoned
  • you have burgeoned
  • they have burgeoned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben uitgesproten
  • jij bent uitgesproten
  • hij/zij/het is uitgesproten
  • wij zijn uitgesproten
  • jullie zijn uitgesproten
  • zij zijn uitgesproten

Past perfect

  • I had burgeoned
  • you had burgeoned
  • he/she/it had burgeoned
  • we had burgeoned
  • you had burgeoned
  • they had burgeoned

Voltooid verleden tijd

  • ik was uitgesproten
  • jij was uitgesproten
  • hij/zij/het was uitgesproten
  • wij waren uitgesproten
  • jullie waren uitgesproten
  • zij waren uitgesproten

Future

  • I will burgeon
  • you will burgeon
  • he/she/it will burgeon
  • we will burgeon
  • you will burgeon
  • they will burgeon

Toekomende tijd I

  • ik zal uitspruiten
  • jij zult uitspruiten
  • hij/zij/het zal uitspruiten
  • wij zullen uitspruiten
  • jullie zullen uitspruiten
  • zij zullen uitspruiten

Future perfect

  • I will have burgeoned
  • you will have burgeoned
  • he/she/it will have burgeoned
  • we will have burgeoned
  • you will have burgeoned
  • they will have burgeoned

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgesproten zijn
  • jij zult uitgesproten zijn
  • hij/zij/het zal uitgesproten zijn
  • wij zullen uitgesproten zijn
  • jullie zullen uitgesproten zijn
  • zij zullen uitgesproten zijn

Conditional present

  • I would burgeon
  • you would burgeon
  • he/she/it would burgeon
  • we would burgeon
  • you would burgeon
  • they would burgeon

Conditionalis I

  • ik zou uitspruiten
  • jij zou uitspruiten
  • hij/zij/het zou uitspruiten
  • wij zouden uitspruiten
  • jullie zouden uitspruiten
  • zij zouden uitspruiten

Conditional perfect

  • I would have burgeoned
  • you would have burgeoned
  • he/she/it would have burgeoned
  • we would have burgeoned
  • you would have burgeoned
  • they would have burgeoned

Conditionalis II

  • ik zou zijn uitgesproten
  • jij zou zijn uitgesproten
  • hij/zij/het zou zijn uitgesproten
  • wij zouden zijn uitgesproten
  • jullie zouden zijn uitgesproten
  • zij zouden zijn uitgesproten

Imperative

  • you burgeon
  • you burgeon

Imperatief

  • jij spruit uit
  • jullie spruit uit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van burgeon