Engels

Nederlands

Present

  • I carve
  • you carve
  • he/she/it carves
  • we carve
  • you carve
  • they carve

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beeldhouw
  • jij beeldhouwt
  • hij/zij/het beeldhouwt
  • wij beeldhouwen
  • jullie beeldhouwen
  • zij beeldhouwen

Simple past

  • I carved
  • you carved
  • he/she/it carved
  • we carved
  • you carved
  • they carved

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beeldhouwde
  • jij beeldhouwde
  • hij/zij/het beeldhouwde
  • wij beeldhouwden
  • jullie beeldhouwden
  • zij beeldhouwden

Present perfect

  • I have carved
  • you have carved
  • he/she/it has carved
  • we have carved
  • you have carved
  • they have carved

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebeeldhouwd
  • jij hebt gebeeldhouwd
  • hij/zij/het heeft gebeeldhouwd
  • wij hebben gebeeldhouwd
  • jullie hebben gebeeldhouwd
  • zij hebben gebeeldhouwd

Past perfect

  • I had carved
  • you had carved
  • he/she/it had carved
  • we had carved
  • you had carved
  • they had carved

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebeeldhouwd
  • jij had gebeeldhouwd
  • hij/zij/het had gebeeldhouwd
  • wij hadden gebeeldhouwd
  • jullie hadden gebeeldhouwd
  • zij hadden gebeeldhouwd

Future

  • I will carve
  • you will carve
  • he/she/it will carve
  • we will carve
  • you will carve
  • they will carve

Toekomende tijd I

  • ik zal beeldhouwen
  • jij zult beeldhouwen
  • hij/zij/het zal beeldhouwen
  • wij zullen beeldhouwen
  • jullie zullen beeldhouwen
  • zij zullen beeldhouwen

Future perfect

  • I will have carved
  • you will have carved
  • he/she/it will have carved
  • we will have carved
  • you will have carved
  • they will have carved

Toekomende tijd II

  • ik zal gebeeldhouwd hebben
  • jij zult gebeeldhouwd hebben
  • hij/zij/het zal gebeeldhouwd hebben
  • wij zullen gebeeldhouwd hebben
  • jullie zullen gebeeldhouwd hebben
  • zij zullen gebeeldhouwd hebben

Conditional present

  • I would carve
  • you would carve
  • he/she/it would carve
  • we would carve
  • you would carve
  • they would carve

Conditionalis I

  • ik zou beeldhouwen
  • jij zou beeldhouwen
  • hij/zij/het zou beeldhouwen
  • wij zouden beeldhouwen
  • jullie zouden beeldhouwen
  • zij zouden beeldhouwen

Conditional perfect

  • I would have carved
  • you would have carved
  • he/she/it would have carved
  • we would have carved
  • you would have carved
  • they would have carved

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebeeldhouwd
  • jij zou hebben gebeeldhouwd
  • hij/zij/het zou hebben gebeeldhouwd
  • wij zouden hebben gebeeldhouwd
  • jullie zouden hebben gebeeldhouwd
  • zij zouden hebben gebeeldhouwd

Imperative

  • you carve
  • you carve

Imperatief

  • jij beeldhouw
  • jullie beeldhouwt

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van carve