Vervoeging van cite

Engels

Nederlands

Present

  • I cite
  • you cite
  • he/she/it cites
  • we cite
  • you cite
  • they cite

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik convoceer
  • jij convoceert
  • hij/zij/het convoceert
  • wij convoceren
  • jullie convoceren
  • zij convoceren

Simple past

  • I cited
  • you cited
  • he/she/it cited
  • we cited
  • you cited
  • they cited

Onvoltooid verleden tijd

  • ik convoceerde
  • jij convoceerde
  • hij/zij/het convoceerde
  • wij convoceerden
  • jullie convoceerden
  • zij convoceerden

Present perfect

  • I have cited
  • you have cited
  • he/she/it has cited
  • we have cited
  • you have cited
  • they have cited

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geconvoceerd
  • jij hebt geconvoceerd
  • hij/zij/het heeft geconvoceerd
  • wij hebben geconvoceerd
  • jullie hebben geconvoceerd
  • zij hebben geconvoceerd

Past perfect

  • I had cited
  • you had cited
  • he/she/it had cited
  • we had cited
  • you had cited
  • they had cited

Voltooid verleden tijd

  • ik had geconvoceerd
  • jij had geconvoceerd
  • hij/zij/het had geconvoceerd
  • wij hadden geconvoceerd
  • jullie hadden geconvoceerd
  • zij hadden geconvoceerd

Future

  • I will cite
  • you will cite
  • he/she/it will cite
  • we will cite
  • you will cite
  • they will cite

Toekomende tijd I

  • ik zal convoceren
  • jij zult convoceren
  • hij/zij/het zal convoceren
  • wij zullen convoceren
  • jullie zullen convoceren
  • zij zullen convoceren

Future perfect

  • I will have cited
  • you will have cited
  • he/she/it will have cited
  • we will have cited
  • you will have cited
  • they will have cited

Toekomende tijd II

  • ik zal geconvoceerd hebben
  • jij zult geconvoceerd hebben
  • hij/zij/het zal geconvoceerd hebben
  • wij zullen geconvoceerd hebben
  • jullie zullen geconvoceerd hebben
  • zij zullen geconvoceerd hebben

Conditional present

  • I would cite
  • you would cite
  • he/she/it would cite
  • we would cite
  • you would cite
  • they would cite

Conditionalis I

  • ik zou convoceren
  • jij zou convoceren
  • hij/zij/het zou convoceren
  • wij zouden convoceren
  • jullie zouden convoceren
  • zij zouden convoceren

Conditional perfect

  • I would have cited
  • you would have cited
  • he/she/it would have cited
  • we would have cited
  • you would have cited
  • they would have cited

Conditionalis II

  • ik zou hebben geconvoceerd
  • jij zou hebben geconvoceerd
  • hij/zij/het zou hebben geconvoceerd
  • wij zouden hebben geconvoceerd
  • jullie zouden hebben geconvoceerd
  • zij zouden hebben geconvoceerd

Imperative

  • you cite
  • you cite

Imperatief

  • jij convoceer
  • jullie convoceert

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van cite